Spreken in het openbaar

1 Spreek en spreek opnieuw
2 Zorg voor rust in jezelf door ervan uit te gaan dat je niets te verliezen hebt
3 Ontspan je door je hartslag te vertragen via buikademhaling
4 Geeuw om je te ontspannen
5 Ken je publiek
6 Spreek de taal van je publiek
7 Ken het onderwerp waarover je gaat spreken van binnen en van buiten
8 Ken de persoon over wie je gaat spreken
9 Leid je toehoorders van het bekende naar het nieuwe
10 Lees geen uitgeschreven tekst voor
11 Zeg geen van buiten geleerd verhaal op
12 Maak een structuurplan als basis voor je voordracht
13 Oefen
14 Maak met degene die je heeft gevraagd om ergens te spreken duidelijke afspraken over het onderwerp en de duur van je voordracht
15 Houd geen ellenlange voordrachten, maar maak ze ook niet te kort
16 Maak gebruik van informatie die je nog ter plekke van je toehoorders krijgt
17 Maak gebruik van de manier waarop je geïntroduceerd wordt
18 Begin niet met een verontschuldiging of een dankjewel
19 Zorg voor een pakkende of speelse opening
20 Ga in het begin van je voordracht niet vertellen wat er in je voordracht allemaal aan bod gaat komen
21 Koppel je onderwerp – indien mogelijk – aan iets persoonlijks
22 Stop humor in je voordracht indien die gepast is en niet doodslaat
23 Gebruik anekdotes
24 Citeer gerust, maar met mate
25 Geef details en voorbeelden
26 Bewandel gerust wat zijpaden
27 Leer improviseren
28 Geef je een opsomming, probeer die dan drieledig te maken
29 Vermijd het veelvuldig gebruik van stopwoorden
30 Formuleer inclusief
31 Gebruik PowerPoint voor plaatjes, niet voor (veel) tekst
32 Kies het juiste spreektempo
33 Gebruik je stem optimaal
34 Kijk tijdens je voordracht goed rond
35 Toon passie
36 Straal vriendelijkheid uit
37 Ondersteun je voordracht met gebaren
38 Kijk even in de spiegel voordat je aan een voordracht begint
39 Controleer vooraf de geluidskwaliteit in de ruimte waar je gaat spreken
40 Leer om te gaan met een microfoon
41 Zorg ervoor dat je als spreker goed zichtbaar bent
42 Zorg ervoor dat er geen dingen in je directe omgeving staan of liggen die de toehoorders kunnen afleiden van jou en je voordracht
43 Maak er – als je je voordracht staand doet – geen wandelvoorstelling van
44 Kies – als je je voordracht zittend doet – voor een hoge kruk; let daarbij wel op je kleding en je houding
45 Zorg ervoor, als je er invloed op hebt, dat het niet te koud is in de zaal waar je moet spreken en dat je toehoorders dicht bij elkaar zitten
46 Durf ‘nee’ te zeggen tegen een verzoek om ergens te spreken als je voorziet dat de omstandigheden ongunstig zijn
47 Bedenk vooraf of je je publiek gelegenheid wilt geven om vragen te stellen
48 Breng je toehoorders niet in ongemakkelijke situaties
49 Zorg voor een mooie afsluiting
50 Evalueer je voordracht