Mr. dr. T. (Teunis) van Kooten (1973) heeft Nederlands Recht en Recht en Economie gestudeerd.
Meer over Teunis van KootenHet kerkgenootschap in de neutrale staat
Een verkenning en analyse van de positie van het kerkgenootschap binnen de Nederlandse rechtsorde
Paperback Nederlands 2017 1e druk 9789462904507Samenvatting
Religie kent vele verschijningsvormen. Als het gaat om geloofsgemeenschappen, is sprake van een ongekend breed spectrum. Daarbinnen nemen kerkgenootschappen een bijzondere plaats in.
In dit boek staat het kerkgenootschap centraal. Het eerste deel behandelt de constitutionele kaders waarbinnen kerkgenootschappen in Nederland functioneren. Vrijheid van godsdienst, gelijke behandeling en neutraliteit van de Staat vormen de kern hiervan. Het tweede deel behandelt de institutionele vrijheid van kerkgenootschappen en beperkingen daaraan. Wanneer is sprake van een kerkgenootschap? Voldoet de registratieplicht voor specifiek kerkgenootschappen? Verhuur van vastgoed kent restricties vanuit de gelijkebehandelingswetgeving. In het derde deel komt facilitering van kerkgenootschappen in de vorm van subsidies en fiscale voordelen, aan bod. In hoeverre zijn aan die faciliteiten verbonden voorwaarden bijvoorbeeld ten aanzien van het personeelsbeleid, toelaatbaar?
Dit boek is bedoeld voor een ieder die meer wil weten over juridische facetten van het kerkgenootschap. Het is met name interessant voor praktijkjuristen zoals advocaten, notarissen en juristen werkzaam bij de overheid maar ook voor mensen die professioneel of op vrijwillige basis actief zijn binnen religieuze gemeenschappen.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
1.1 Staat en kerk: neutraliteit en gelijkheid 21
1.2 Grenzen aan de institutionele vrijheid van kerkgenootschappen 22
1.3 Financiële facilitering van kerkgenootschappen 24
Deel I Constitutionele kaders: van scheiding van kerk en staat naar staatsneutraliteit 27
2 Scheiding van kerk en staat in Nederland: historische schets en inhoud 29
2.1 Inleiding 29
2.2 Unie van Utrecht, Bataafse Omwenteling en Franse overheersing 31
2.2.1 Bataafse omwenteling en Franse tijd: periode 1795-1798 32
2.2.2 Bataafse omwenteling en Franse tijd: periode 1798-1801 33
2.2.3 Bataafse omwenteling en Franse tijd: periode 1801-1805 34
2.2.4 Bataafse omwenteling en Franse tijd: periode 1805-1813 36
2.3 Restauratie 37
2.3.1 De Grondwet van 1814 37
2.3.2 De Grondwet van 1815 39
2.4 De Grondwet van 1848 41
2.5 De Wet op de Kerkgenootschappen 43
2.6 De Grondwet van 1972 46
2.7 De Grondwet van 1983 47
2.8 Evaluatie 48
3 De vrijheid van godsdienst in artikel 9 EVRM 49
3.1 Inleiding 49
3.2 Reikwijdte recht op godsdienstvrijheid in de zin van artikel 9 EVRM 50
3.3 Religieuze collectieven ook drager van het recht in artikel 9 EVRM? 54
3.3.1 Organisatievrijheid van geloofsgemeenschappen: HasanChaush-arrest 55
3.3.2 Recht op rechtspersoonlijkheid als geloofsgemeenschap: Jehovah’s Getuigen/Oostenrijk 56
3.3.3 Plicht waarborging pluralisme en tolerantie 59
3.3.4 Positieve verplichting tot bescherming van geloofsgemeenschappen 61
3.3.5 Conclusies 62
3.4 Toegestane beperkingen 63
3.4.1 Beperking bij de wet voorzien 63
3.4.2 Legitiem doel 64
3.4.2.1 Arrest Lautsi/Italië 65
3.4.2.2 Vrijheid van organisatie en individu 66
3.4.3 Noodzakelijk in een democratische samenleving 70
3.4.3.1 Dringende maatschappelijke noodzaak 70
3.4.3.2 Voldoende en objectieve rechtvaardiging en proportionaliteitsvereiste 71
3.5 Conclusies 73
4 Gelijke behandeling van kerkgenootschappen 75
4.1 Inleiding 75
4.2 Verdragsrechtelijk kader 76
4.2.1 Vergelijkbaarheidstoets 77
4.2.2 Wettig doel 78
4.2.3 Verschil in behandeling geschikt om doel te bereiken 79
4.2.4 Proportionaliteitscriterium 79
4.3 Het discriminatieverbod in artikel 14 EVRM 80
4.3.1 Heilige kloosters/Griekenland 81
4.3.2 RKK te Canea/Griekenland 82
4.3.3 Jehovah’s Getuigen/Oostenrijk 83
4.3.4 Mennonieten/Hongarije 84
4.3.5 Mormonen/Verenigd Koninkrijk 85
4.4 Conclusies 87
5 De vrijheid van godsdienst in artikel 6 Gw 89
5.1 Inleiding 89
5.2 Grondrechten in de Grondwet 90
5.3 Artikel 6 Gw 94
5.3.1 Godsdienstige praktijk 94
5.3.2 Objectiveerbaarheid en interpretatieve terughoudendheid 95
5.3.3 Godsdienstoefening 96
5.3.4 Uitdragen en overdragen overtuiging 97
8 Het kerkgenootschap in de neutrale staat
5.3.5 Organisatievrijheid 97
5.4 Beperkingsclausules 99
5.5 Godsdienstvrijheid van leden van kerkgenootschappen 101
5.6 Conclusie 102
6 Scheiding van kerk en staat in Nederland en staatsneutraliteit in Duitsland 105
6.1 Inleiding 105
6.2 Staatsneutraliteit in Nederland: drie benaderingen 106
6.2.1 Vermeulen: pluralistische coöperatie 107
6.2.2 Van der Burg: inclusieve neutraliteit 108
6.2.3 Van Bijsterveld: ontvlechting en accommodatie 110
6.3 Aspecten scheiding van kerk en staat 112
6.3.1 Verbod institutionele zeggenschap over en weer 112
6.3.2 Gelijkheidsbeginsel 113
6.3.3 Nadere duiding: beginsel scheiding kerk en staat achterhaald, beter staatsneutraliteit 114
6.4 Duitsland 116
6.4.1 Religie en het Grundgesetz 117
6.4.2 ‘Hinkender Trennung’ 118
6.5 Conclusie 120
Deel II Grenzen aan de institutionele vrijheid van kerkgenootschappen 123
7 Het kerkgenootschap en de Algemene wet gelijke behandeling 125
7.1 Inleiding 125
7.2 De Algemene wet gelijke behandeling: historie en enkele hoofdlijnen 127
7.2.1 Parlementaire geschiedenis 127
7.2.2 Structuur 129
7.3 Mogelijke inbreuk op de Kaderrichtlijn – adviezen en discussie 133
7.3.1 Kaderrichtlijn: omzetting 133
7.3.2 Bezwaren Europese Commissie 134
7.3.3 Advies CGB 136
7.3.4 Advies Raad van State 137
7.3.5 Standpunt kabinet 142
7.4 Artikel 3 AWGB nader beschouwd: enkele CGB-oordelen 143
7.4.1 Wetshistorie 143
7.4.2 Kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen en genootschappen op geestelijke grondslag in de AWGB 145
7.4.2.1 Pensioenfonds Rooms-Katholieke Kerk 145
7.4.2.2 Huize Het Oosten 151
7.4.2.3 Stichting School voor Praktische Filosofie en Spiritualiteit 154
7.4.2.4 Conclusie 155
7.4.3 Rechtsverhoudingen binnen het kerkgenootschap 156
7.4.3.1 Baptistengemeente Hengelo 156
7.4.3.2 Doopsgezinde gemeente Groningen 157
7.4.3.3 Evangelische Gemeente Utrecht 158
7.4.4 Geestelijk ambt 160
7.5 Conclusies 161
8 Het kerkgenootschap, zijn zelfstandige onderdelen en lichamen 165
8.1 Inleiding 165
8.2 Rechtskarakter kerkgenootschap 166
8.2.1 Rechtsvorm kerkgenootschap? 166
8.2.2 Samenloop met andere rechtsvormen? 168
8.2.3 Omzetting kerkelijke rechtspersonen 172
8.3 Kerkgenootschap: voorgeschiedenis 173
8.3.1 Wet op de kerkgenootschappen 174
8.3.2 Staatscommissie voor de kerkgenootschappen 175
8.3.3 De definitie van Duynstee 177
8.3.3.1 ‘Een blijvende vereniging van personen’ 178
8.3.3.2 ‘Blijvende’ 182
8.3.3.3 ‘De gemeenschappelijke godsverering ten doel stelt’ 183
8.3.3.4 ‘Op de grondslag van gemeenschappelijke godsdienstige opvattingen’ 185
8.4 Kerkgenootschap: wetsgeschiedenis 186
8.5 Kerkgenootschap: jurisprudentie 190
8.6 Kerkgenootschap: doctrine 192
8.7 Kerkgenootschap: conclusies 197
8.8 Van kerkgenootschap naar religieus instituut 201
8.9 Zelfstandige onderdelen: inleiding 203
8.10 Zelfstandige onderdelen: wetsgeschiedenis 204
8.11 Zelfstandige onderdelen: jurisprudentie 205
8.11.1 Erkenning door kerkgenootschap 205
8.11.2 Rechtspersoonlijkheid 206
8.11.3 Religieus karakter en zeggenschap kerkgenootschap 208
8.11.4 Criteria op basis van de jurisprudentie 211
8.12 Zelfstandige onderdelen: opvattingen in de literatuur 211
8.13 Zelfstandige onderdelen: criteria en conclusies 214
10 Het kerkgenootschap in de neutrale staat
8.13.1 Rechtspersoonlijkheid 215
8.13.2 Onderdeel kerkgenootschap 216
8.13.3 Zelfstandig onderdeel, geen lichaam of kerkgenootschap 217
8.13.4 Conclusies zelfstandig onderdeel en knelpunten 219
8.14 Kerkelijke lichamen 223
8.14.1 Wetsgeschiedenis 224
8.14.2 Doctrine 226
8.14.3 Knelpunten en conclusies kerkelijk lichaam 228
8.15 Conclusies 229
9 Het geestelijk ambt 233
9.1 Inleiding 233
9.2 Scheiding van kerk en staat 235
9.3 De rechtspositie van de geestelijk ambtsdrager 237
9.3.1 Kerkelijke geschillen en de bevoegdheid van de burgerlijke rechter 237
9.3.2 Het geestelijk ambt juridisch geduid: een arbeidsovereenkomst? 247
9.3.3 De geestelijke sociaal verzekerd? 254
9.4 Conclusies 257
10 Toelaatbaarheid registratie van kerkgenootschappen 263
10.1 Inleiding 263
10.2 Registratieplicht juridisch toelaatbaar? 264
10.2.1 Inleiding 264
10.2.2 Registratieplicht in het licht van het EVRM en de Grondwet 265
10.2.2.1 Essentialia artikel 9 EVRM 265
10.2.2.2 Manoussakis versus Griekenland 266
10.2.2.3 Hasan-Chaush versus Bulgarije 267
10.2.2.4 Metropolitaanse Kerk Bessarabië versus Moldavië 267
10.2.2.5 Leger des Heils Moskou versus Rusland 268
10.2.2.6 Jehovah’s Getuigen versus Oostenrijk 268
10.2.2.7 AIV-rapport en Guidelines Venice Commission 269
10.2.2.8 Nationaal bezien: artikel 6 Gw 270
10.2.2.9 Evaluatie 271
10.3 Registratie van kerkgenootschappen in de Handelsregisterwet 273
10.3.1 Inhoud oorspronkelijk wetsvoorstel en doelstellingen wetgever 273
10.3.2 Kritiek Raad van State en Tweede Kamer 276
10.3.3 Antwoord regering 277
10.4 Handelsregisterbesluit 280
10.4.1 Opgave ter inschrijving 280
10.4.2 Rechtsgang 281
10.4.3 Registratie kerkgenootschappen 282
10.4.4 Te registreren gegevens 283
10.4.5 Kerkgenootschap en onderneming 284
10.4.6 Financieel besluit handelsregister 286
10.5 Evaluatie 287
10.5.1 Inleiding 287
10.5.2 Introductie vormvereiste(n) voor kerkgenootschappen 288
10.5.3 Beoordelingscriteria inschrijving kerkgenootschap 290
10.5.4 Rechtsgang 292
10.5.5 Deskundigheid Kamers van Koophandel 293
10.5.6 Lastenverzwaring 294
10.5.7 Omvang registratie 295
10.5.7.1 Rechtsonzekerheid: domiciliekeuze nietgeregistreerde kerkelijke rechtspersonen 296
10.5.7.2 Registratie kerkelijke bestuurders 297
10.5.7.3 Facultatieve registratie
vertegenwoordigingsbepalingen en
vertegenwoordigers 301
10.6 Conclusies en aanbevelingen 302
11 Ontbinding van kerkgenootschappen: mogelijkheden en beperkingen 307
11.1 Inleiding 307
11.1.1 Zelfstandige onderdelen en lichamen 308
11.1.2 Indeling hoofdstuk 309
11.2 Ontbinding in het Nederlandse rechtspersonenrecht 310
11.2.1 Ontbindingsbesluit door bevoegd kerkgenootschappelijk orgaan 310
11.2.2 Ontbreken regeling in kerkelijk statuut 311
11.2.3 Gebeurtenis leidend tot ontbinding 313
11.2.4 Ontbinding en vereffening na faillissement 315
11.2.4.1 Faillissement kerkgenootschap 316
11.2.4.2 Positie kerkelijke ambtsdragers bij faillissement 317
11.2.4.3 Res sacrae 319
11.2.4.4 Ontbinding na insolventie of wegens de toestand van de boedel 320
11.2.5 Ontbreken van leden 321
11.2.6 Beschikking van de Kamer van Koophandel 324
11.3 Tussenconclusies ontbinding 326
11.4 Gerechtelijke ontbinding kerkgenootschappen 328
11.4.1 Ontbinding op grond van artikel 2:21 BW 329
11.4.2 Gebreken klevend aan de totstandkoming 329
11.4.3 Statuten voldoen niet aan eisen der wet 330
11.4.4 Handelen in ernstige mate in strijd met kerkelijk statuut 330
11.4.5 Niet voldoen aan wettelijke omschrijving rechtsvorm 331
11.5 Ontbinding op grond van artikel 2:20 BW 332
11.5.1 Wetsgeschiedenis 332
11.5.1.1 Jaren vijftig 332
11.5.1.2 Jaren zeventig 333
11.5.1.3 Jaren tachtig 335
11.5.2 Visies in de rechtsliteratuur 337
11.5.3 Ontwikkelingen sinds het jaar 2000 342
11.6 Evaluatie en alternatieven 345
11.6.1 Ontbinding kerkgenootschappen wenselijk? 349
11.6.2 Optie 1: rechtstreekse toepasselijkheid artikel 2:20 BW 351
11.6.3 Optie 2: afzonderlijke ontbindingsprocedure mkerkgenootschappen 352
11.6.3.1 Verzwaring procedure met voorschriften artikel 9 EVRM 352
11.6.3.2 Verzwaring procedure artikel 2:20 BW met deskundigen 352
11.6.3.3 Ontbinding bij wet in formele zin 354
11.7 Slotsom 355
Deel III Financiële facilitering kerkgenootschappen 361
12 Subsidieverlening aan kerkgenootschappen 363
12.1 Inleiding 363
12.2 Toelaatbaarheid subsidiëring kerkgenootschappen 365
12.2.1 Subsidies voor gebouwen met een religieuze functie 365
12.2.2 Rapport Overheid, godsdienst en levensovertuiging 367
12.2.3 Tweeluik Religie en publieke domein 370
12.2.4 Jurisprudentie 372
12.2.5 Subsidiëring organisaties met van overheid afwijkend eigen beleid 374
12.3 De wettelijke subsidieregeling 381
12.3.1 Achtergronden 381
12.3.2 Structuur subsidietitel 382
12.3.3 Tweefasenstructuur 382
12.3.4 Definitie subsidie 383
12.4 Subsidieverplichtingen 384
12.4.1 Inleiding 384
12.4.2 Subsidieverplichtingen binnen de rechtsstaat 385
12.4.3 Vier soorten subsidieverplichtingen in de Awb 386
12.4.4 Drie soorten subsidieverplichtingen naar de mate van sturing 388
12.5 Grenzen aan subsidieverplichtingen 389
12.5.1 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur 390
12.5.2 Verbod misbruik van bevoegdheid 390
12.5.3 Evenredigheidsbeginsel 391
12.5.4 Parallellie met grondrechtenbeperkende overeenkomsten 392
12.5.5 Visie Van der Burg 393
12.5.6 Kerkgenootschappen en niet-doelgebonden verplichtingen 393
12.6 Duitsland 394
12.6.1 Bekostiging 395
12.6.2 Medezeggenschap personeel 397
12.6.3 Financiële verantwoordingsplicht kerkelijke instellingen 398
12.6.4 Conclusies 402
12.7 Parallel met subsidiëring politieke partijen 403
12.7.1 Wet Subsidiëring Politieke Partijen 403
12.7.1.1 Inleiding 403
12.7.1.2 Structuur van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen 404
12.7.1.3 Afweging ‘autonomie ontvanger’ en ‘controle verstrekker’ 407
12.8 Conclusies 408
13 Subsidiëring opleidingen geestelijk of levensbeschouwelijk ambt 413
13.1 Inleiding 413
13.2 Historische achtergrond 415
13.2.1 Staatscommissie 416
13.2.2 Gelijke behandeling: wijziging artikelen XIII en XIV WWO oud 418
13.2.3 Bekostigingssysteem 420
13.2.4 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek 421
13.2.5 Conclusies 423
13.3 Imamopleidingen in Nederland 424
13.3.1 Inleiding 424
13.3.2 Imamopleiding 424
13.3.3 Conclusie 428
13.4 Vereisten subsidiëring ambtsopleidingen 430
13.4.1 Inleiding 430
13.4.2 Vereisten kerkelijke ambtsopleidingen 430
13.4.3 Vereisten subsidiëring ambtsopleiding en beginsel van scheiding van kerk en staat 437
13.5 Conclusies 442
14 Fiscale begunstiging van kerkgenootschappen 447
14.1 Inleiding 447
14 Het kerkgenootschap in de neutrale staat
14.2 Actuele regelgeving algemeen nut beogende instellingen 449
14.2.1 Voorwaarden erkenning 450
14.2.2 Groepsbeschikkingen en convenant kerkgenootschappen 453
14.3 Algemeen nut 455
14.3.1 Algemeen nut: historische schets 455
14.3.2 Kerkgenootschappen: intrinsiek algemeen nut beogend? 457
14.4 Feitelijke werkzaamheid 461
14.5 Vrijstelling onroerendezaakbelastingen 464
14.6 Evaluatie 468
14.6.1 Wijzigingen ANBI-regelgeving: de zilveren koorde aangehaald! 469
14.6.2 CIO-convenant: ongelijke behandeling tussen kerkgenootschappen? 473
14.6.3 Conclusies 474
15 Conclusies en aanbevelingen 477
15.1 Constitutionele kaders: van scheiding van kerk en staat naar staatsneutraliteit 477
15.2 Grenzen aan de institutionele vrijheid van kerkgenootschappen 480
15.3 Financiële facilitering van kerkgenootschappen 485
Deel Bijlagen 491
Bijlage I: artikel XIII Unie van Utrecht 1579 493
Bijlage II: relevante bepalingen Staatsregeling 1798 495
Bijlage III: relevante bepalingen Staatsregeling 1801 499
Bijlage IV: artikel 4 en 51 Staatsregeling 1805 501
Bijlage V: artikel 6 Staatsregeling 1806 503
Bijlage VI: relevante bepalingen Grondwet 1814 505
Bijlage VII: relevante bepalingen Grondwet 1815 507
Bijlage VIII: relevante bepalingen Grondwet 1848 511
Bijlage IX: additioneel artikel X Grondwet 1972 513
Bijlage X: relevante bepalingen Grondwet 1983 515
Inhoud 15
Bijlage XI: relevante bepalingen Wet op de kerkgenootschappen 517
Bijlage XII: relevante bepalingen Boek 2 Burgerlijk Wetboek 519
Bijlage XIII: artikel 1 t/m 10 Algemene wet gelijke behandeling 523
Bijlage XIV: artikel 18 en 47 Handelsregisterwet 2007 529
Bijlage XV: artikel 8 en 31 Handelsregisterbesluit 2008 531
Bijlage XVI: relevante bepalingen Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek 533
Bijlage XVII: relevante bepalingen Algemene wet bestuursrecht 541
Bijlage XVIII: artikel 220 en 220d Gemeentewet 543
Bijlage XIX: artikel 5b Algemene wet inzake rijksbelastingen 545
Bijlage XX: relevante bepalingen Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 549
Bijlage XXI: relevante bepalingen Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 553
Bijlage XXII: relevante bepalingen Grundgesetz BRD met Weimarer Reichsverfassung 555
Bijlage XXIII: artikel 291 Code Pénal 559
Bijlage XXIV: relevante bepalingen VN-Vrouwenverdrag 561
Bijlage XXV: artikel 17 lid 3 Sozialgesetzbuch/Erstes Buch 563
Bijlage XXVI: relevante bepalingen Krankenhausgestaltungsgesetz des Landes Nordrhein-Westfalen (KHGG NRW) 565
Bijlage XXVII: § 118 Betriebsverfassungsgesetz 567
Bijlage XXVIII: relevante bepalingen Bundeshaushaltsordnung 569
Bijlage XXIX: artikel 2.142 en 2.171 Mediawet 2008 571
16 Het kerkgenootschap in de neutrale staat
Bijlage XXX: relevante bepalingen Wet subsidiëring politieke partijen 573
Bijlage XXXI: artikel 16 en 17 Wet bescherming persoonsgegevens 575
Bibliografie 577
Gebruikte afkortingen 601
Jurisprudentieregister 605
Trefwoordenregister 613
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan