Dat. Is. Alles. Zou de wereld echt zo simpel in elkaar zitten als meesterverteller Malcolm Gladwell in zijn bestseller Uitblinkers suggereert (uit dat boek komt ook bovenstaand citaat)? Dat als je maar voldoende oefent je al-tijd een uitblinker wordt? Nee, zegt een groeiend leger auteurs. Er spelen veel meer factoren een rol dan alleen talent of oefening.
Gladwell baseert zich in zijn boek op een onderzoek van K. Anders Ericsson en zijn collega’s uit 1993, waarin ze uit de doeken doen dat expertise ontstaat na volledige toewijding aan oefeningen die erop gericht zijn specifieke delen van een vaardigheid te verbeteren (‘deliberate practice’). En Gladwell is niet de enige die dit onderzoek aanhaalt, inmiddels is het artikel ruim 4000 keer geciteerd in wetenschappelijke publicaties. En de resultaten uit het onderzoek vormen een belangrijk fundament voor bestsellers als Talent is overrated en SuperFreakonomics. Het onderzoek is ook de inspiratie voor wat Gladwell de ’10.000 uur regel’ doopte: het idee dat het tienduizend uur oefening vergt om een expert te worden.
In een recent wetenschappelijk artikel is de claim van Ericsson en consorten onderzocht door in 150 onderzoeken te kijken in hoeverre een prestatie werd veroorzaakt door ‘deliberate practice’. In tegenstelling tot het idee van Ericsson, dat oefening het overgrote deel van de prestatie voorspelde, vonden de auteurs dat deze manier van oefenen hooguit een kwart van de prestatie voorspelde. ‘We vonden dat deliberate practice’ 26 procent van de variantie in prestaties verklaarde bij spelletjes, 21 procent in muziek, 18 procent in sport, 4 procent in onderwijs en minder dan 1 procent in beroepen.’
De onderzoekers concluderen: ‘Ongeacht het domein, een groot deel van de variantie in prestaties wordt niet verklaard door deliberate practice en kan waarschijnlijk door andere factoren worden verklaard. De hoeveelheid deliberate practice (...) is niet zo belangrijk als Ericsson en zijn collega’s hebben betoogd.’