Ook wat betreft vrouwen aan de top hoort Nederland wereldwijd bij de sufferdjes van de klas, samen met landen als Pakistan en wat bananenrepubliekjes in Afrika. De oorzaak van deze achterstand zit in allerlei factoren. Een belangrijke is dat parttime werken in Nederland, en vooral bij vrouwen, veel populairder is dan in andere landen. Vrouwen zien het als hun ‘eigen vrije keus’ en het land is te klein als je er iets van zegt. Maar die keus ligt wel veel meer voor de hand in een land waar je zussen, vriendinnen en collega’s hetzelfde doen; waar je rond de bevalling 16 weken verlof hebt; waar anderen je vragen hoeveel dagen je voortaan gaat werken en de fulltime werkende moeder zelfs een schuldgevoel aanpraten. In een ander land, met andere gewoontes en normen, ga je er vast zelf ook anders over denken – en andere ‘eigen keuzes’ maken.
Misschien is het ook wel zo dat Nederlandse vrouwen elkaar en zichzelf makkelijk mutsen-gedrag toestaan (‘Als het niet goed voelt, moet je het níet doen hoor!’) en daardoor wellicht te snel toegeven aan een andere handicap: het impostor-syndroom. Dit is het idee van veel werknemers – vaak vrouwen, soms ook mannen – dat je eigenlijk een bedrieger (impostor) bent die het werk niet aan kan; dat je keihard moet knokken en op je tenen moet lopen om dat te verbergen. Het voelt alsof je een show opvoert waarin je speelt dat je succesvol en getalenteerd bent. Het (broodje aap) verhaal gaat dat sir Arthur Conan Doyle een grap uithaalde met twaalf mensen die hij bewonderde. In een telegram schreef hij: ‘Vlucht! Alles is uitgekomen.’ Zes van de twaalf ontvangers vluchtten daarop het land uit.
Tijdens mijn vroegere werk als coach heb ik heel wat vrouwelijke managers voorbij zien komen met de gedachte: ‘Ik kan dit eigenlijk helemaal niet en op een kwade dag val ik door de mand.’ Het was dan altijd een opluchting als ik uitlegde dat hele volksstammen met dit gevoel op de werkvloer rondlopen en denken dat alleen ánderen hun werk flierefluitend aan kunnen. Die anderen, dat zijn negen van de tien keer werknemers die net zo onzeker zijn als jij, en het óók verbergen, net als jij.
Of het zijn mannen. Voor mannen geldt een heel andere wet, The Peter principle: werken op een functie die net iets hoger is dan ze eigenlijk aan kunnen. Grofweg zouden we dus kunnen speculeren dat waar voor mannen The Peter principle geldt, het gedrag van vrouwen juist wordt bepaald door het Petra-principe: een functie-niveau láger werken dan ze aan kunnen, uit angst dat ze te hoog zitten.
Maar waar komt die angst vandaan? Voor een deel heeft het doodgewoon met testosteron te maken: een hormoon dat zelfvertrouwen geeft en waar mannen 7 tot 30 keer zo veel van hebben als vrouwen. Maar ook is het zo dat vrouwen te veel mutsen en dingen op zichzelf betrekken. Doe ik het wel goed? Nemen ze me wel serieus? Vrouwen hoeven niet net als mannen te worden. De people skills, de goed ontwikkelde sociale antennes, maken juist dat een vrouw een geweldige manager kan zijn. Maar alleen als ze die kwaliteiten gebruikt om aan de zaak te werken in plaats van te tobben over zichzelf.
Kom ook
Roos Vonk is een van de docenten in de collegereeks Psychologie voor Managers. Deze reeks start weer op donderdag 13 maart 2025. Bekijken >
Over Roos Vonk
Hoogleraar sociale psychologie met als expertise zelfkennis, persoonlijke ontwikkeling, feedback, beïnvloeding en gedragsverandering. Naast haar werk aan de Radboud Universiteit bekend als spreker en auteur die wetenschappelijke inzichten toegankelijk en toepasbaar maakt voor een breed publiek, middels populair-wetenschappelijke boeken, columns (jarenlang voor Intermediair) en lezingen.