Zijn kamer is licht en ziet er pico bello uit. Geen slingerende dossiers, stapels artikelen of plastic bekertjes met schimmelculturen tref ik aan. Had ik stiekem anders gehoopt bij deze hoogleraar logistiek? ‘Thuis is het wat voller’, lacht Ad van Goor. Ik kijk naar zijn welwillende gezicht met diepliggende ogen. Hij heeft de toegankelijke uitstraling van een ervaren docent, die me direct op mijn gemak stelt. ‘Als ik straks met pensioen ben, ga ik daar opruimen.’ Hier maakt een loopbaan een zachte landing vermoed ik. ‘Nee, ik ben nog niet helemaal weg bij de VU want ik houd nog een tijdje wat afstudeerders en een paar promovendi.’
De wetenschapper
Van Goor heeft een academische loopbaan. Hij begon in de jaren zeventig als student-assistent, promoveerde en werd hoogleraar aan de Open Universiteit, Nyenrode en de VU. Hoe komen carrières toch tot stand? Denk je op je veertiende: kom, ik ga maar eens hoogleraar logistiek worden? Ik leg het Van Goor voor. ‘Ik ben in Groningen economie gaan studeren en ben er gebleven. Toen ik klaar was, kon ik onder andere werken bij de Amro, Philips en de Brilmij. Mijn toenmalige hoogleraar Bosman stelde me voor om te promoveren en hem te helpen een marketingafdeling op te zetten. Van de vier P’s uit de commerciële economie – product, prijs, promotie en plaats – was de laatste ‘P’ nog niet ingevuld. Dat ging ik doen: plaats en distributie.’ Hij neemt een slok koffie. ‘Zo kwam ik in het vak terecht. Ik heb nog aan recruiters bij Philips en Amro gevraagd wat mijn doctorstitel waard zou zijn. Ze zeiden: "Je bent dan vier jaar bezig en je moet daarna concurreren met anderen die vier jaar bedrijfservaring hebben. Je dr-titel heeft dus geen enkele meerwaarde." Dus besloot ik het te doen!’ Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Nieuwsgierigheid en de vrijheid om te onderzoeken dreven mij.’
Van Goor is uiteindelijk niet de grote theoreticus geworden. ‘Mij ging het altijd om de toepassingen. Ik sta graag dicht bij de praktijk. Dat heb ik ook in mijn promotieonderzoek gedaan. Toen ben ik een jaar lang de vloer opgegaan bij foodretailers. Dat is de rode draad in mijn loopbaan gebleven: zo praktisch mogelijk zijn. Ik wil onderzoeken of al die tools voor logistiek en marketing inderdaad werken. In het huidige academische klimaat is dat helaas veel moeilijker geworden. Je moet nu vooral voor A- en B-tijdschriften schrijven. Vroeger kon je veel gemakkelijker praktisch-wetenschappelijk onderzoek doen. Ik merk dat ook: een medewerker die tien jaar praktijkonderzoek doet en waardevolle inzichten verwerft, komt minder snel in aanmerking voor een hogere schaal dan een puur wetenschappelijke econometrist die al snel na zijn studie zijn eerste artikel in een A-tijdschrift geplaatst krijgt. Ik vind dat de universiteit met die policy van publiceren in A- en B-tijdschriften te ver is doorgeschoten.’
De onderwijsman
Meestal denken we bij managementboeken aan publicaties voor professionals die volop werkzaam zijn. Dat er ook boeken geschreven moeten worden voor de jongste generatie die nog moet beginnen vergeten we al snel, althans ik. Deze auteurs, misschien minder sexy dan de managementgoeroes, zorgen wél voor de continuïteit van een vak over de generaties heen! Het wordt me duidelijk: Van Goor is uit dat hout gesneden. ‘In 1986 ging ik naar de Open Universiteit. Ik werd er hoogleraar-directeur. We ontwikkelden met auteursteams, deskundigen uit verschillende vakgebieden, cursussen bedrijfskunde en management.’ Hij loopt naar een plank in zijn boekenkast waar uitgaven van de OU staan. ‘Maar op de OU was ook een extreem doorgevoerd didactisch model. Als je met een boek klaar was, moesten onderwijskundigen, ICT-ers en toetsdeskundigen er nog eens uitgebreid naar kijken. Als ik mijn kopij af had, duurde het nog een jaar voordat die anderen er mee klaar waren. Ik vond dat wel erg lang: één jaar. De veranderingen in de stof konden sneller gaan! Daarom bedachten we een list. We deelden de leerstof op in een tekstboek en een werkboek. Dat tekstboek ging naar de uitgever en het werkboek de molens van de OU in. Omdat het nog maar eenderde van de leerstof was, werd de doorlooptijd ook tot eenderde verminderd.’ Zijn ogen twinkelen. Ik herken de logistieke denker. ‘Ik heb veel met coauteurs samen geschreven. Ik zorgde voor de structuur van het boek en deed de eindredactie. En… ik was altijd gespitst op juiste bronvermeldingen.’
De lezer
‘Ik heb voor mijn vak en onderwijsontwikkeling veel gelezen. Hier op de VU staat de vakliteratuur, thuis de romans en de detectives. Van dat laatste ben ik een grote liefhebber. Vooral de Millenniumtrilogie van Stieg Larsson heb ik met plezier gelezen. Fictie lees ik vooral in de vakantie in ons zomerhuisje in Zeeland. Ook op het strand want daar waait de krant weg. De laatste tijd heb ik weer veel algemene bedrijfskundeliteratuur gelezen. De zakelijke dienstverlening is hier op de VU een speerpunt. Niet zonder reden, we verdienen daarmee in Nederland ongeveer 75 procent van ons bruto nationaal inkomen. Alleen is heel veel bedrijfskundeliteratuur er niet op toegespitst, enkele uitzonderingen daargelaten. Ik lees trouwens meer tijdschriften dan boeken. Omdat er steeds meer van komen, is het een heel gevecht om die bij te houden. Ik lees ze op het scherm en soms ook op mijn iPad. Gelukkig hebben die artikelen allemaal een inleiding en een samenvatting. Als die goed zijn, lees ik verder. En als het helemaal goed is, print ik het ook nog uit.’
De mens
Van Goor lijkt me een man van de continuïteit. Of het nu gaat om de ketens van generaties, goederen of informatie, de stroom mag niet stokken. Uit wat voor nest moet zo’n iemand komen? ‘Ik kom uit een handelsbedrijf: een uitgeverij, boekhandel, winkel in kantoorartikelen en drukkerij. De firma Huisman uit Meppel. Ik ging met mijn vader mee naar beurzen in het oosten van het land. Mijn vader was mijnheer Rolf en ik mijnheer Adje. Ze hadden 120 man personeel in dienst. Mijn opa had het gesticht. Hij werkte als employé in boekhandel Huisman in Meppel en kocht de zaak van zijn baas. Mijn vader kwam erbij en mijn oom.’ Het valt me op dat Van Goor snel over dit onderwerp praat. Tijd om wat rust in te bouwen om het verhaal te horen te krijgen. Ik vraag hem of hij de kroonprins was. ‘Ja, dat was ik. Ik was de enige man in de familie. Het was met mijn zusjes en nichtjes één groot kippenhok. Er drukte een zekere last op mijn schouders. Het was de bedoeling dat ik de zaak zou voortzetten. Maar mijn moeder kwam in opstand; zij wilde dat ik ging studeren. Dat was niet zo vreemd. Haar broers en zussen hadden ook gestudeerd. Zij had dat als enige niet kunnen doen vanwege de Tweede Wereldoorlog. "Ad gaat studeren", had ze tegen mijn opa gezegd. Toen Ad zijn eerste jaar in Groningen had gehaald, was opa van mening dat hij nu genoeg geleerd had en direct maar in de zaak moest komen. Maar moeder zei dat Ad eerst zijn studie zou afmaken en dat we dan wel verder zouden zien. Daarover is opa toen zo boos geworden dat hij de hele zaak heeft verkocht. Mijn vader en oom wisten daar niets van en kwamen zomaar op straat te staan.’ Dat zal een heftige tijd zijn geweest, schiet er door me heen. Dat kan bijna niet zonder brouille. Het wordt even stil in de kamer van Van Goor. Ik zwijg. ‘Er is geen contact meer geweest tussen mijn vader en grootvader. Er zijn nog wel juridische gevechten geweest, maar mijn vader had geen poot om op te staan. Ik zelf was opgelucht. Want ik ben van geboorte af aan astmapatiënt en had belang bij een minder stressvolle werkomgeving. Fysieke problemen hebben ook een psychische component. Haal je die weg dan is de astma ook lichter. Dat ik nooit de eigenaar van de zaak ben geworden heb ik derhalve nooit betreurd.’
De logisticus
Van Goor zit in het centrum van de logistiek en zakelijke dienstverlening. Als iemand zicht heeft op wat de trends zijn, dan toch wel hij. ‘Er zijn twee belangrijke ontwikkelingen in ons vak. De eerste is die wat ik noem: van binnen naar buiten. Vroeger keken we in de logistiek vooral binnen bedrijven: het houden van lage voorraden, het inrichten van optimale magazijnen. Nu kijken we vooral naar buiten: hoe zien de ketens eruit waarvan die bedrijven deel uitmaken? Hoe kunnen we die optimaliseren? In ons vak proberen we niet meer één bedrijf efficiënt te laten werken maar hele ketens. Er is daar veel winst te behalen. C&A ging bijvoorbeeld met een webwinkel beginnen: e-commerce. Ze deden de distributie eerst zelf. Dat initiatief mislukte volledig. Dat kwam omdat C&A niet in staat was om de spullen op een goede manier bij haar klanten te krijgen. Ze hebben met schade en schande hiervan geleerd. En hoe doen ze het nu? Ze maken gebruik van de infrastructuur en de knowhow van… Wehkamp. Ze maken beide gebruik van dezelfde backoffice. Dit is een goede ontwikkeling: frontoffice concurreren en backoffice samenwerken. Waarom kunnen de vrachtauto’s van de Hema geen spullen van Blokker vervoeren en omgekeerd?’
‘De tweede ontwikkeling is: van fysiek naar virtueel…’ Van Goor is duidelijk op vertrouwd terrein. De oude rot legt mij met geduld de beginselen uit. Ik ga er voor zitten. ‘Ik zal je een voorbeeld geven. Rozen komen uit Kenia. Die gaan naar Aalsmeer of Flora Holland om er geveild te worden. De prijs wordt hier in Nederland bepaald. Vervolgens worden ze doorgevlogen naar Egypte om daar uiteindelijk verkocht te worden. Dat is logistiek gesproken erg inefficiënt en ook voor de duurzaamheid niet bepaald goed. Kunnen die rozen niet direct naar Egypte worden gevlogen en dan in Nederland virtueel worden geveild? Een ander voorbeeld. Neem witte T-shirts. Die komen uit Azië en worden met schepen getransporteerd. Wat nu steeds vaker voorkomt, is dat het textiel nog niet verhandeld is als het aan boord is. Bij de Kaap de Goede Hoop weet de kapitein nog niet waar hij heen moet. Het sluiten van de deal moet nog plaatsvinden. Als dat is gebeurd, gaat er een bericht naar het schip en wordt daar ter plekke de levering in orde gemaakt: aan boord! Je kunt je voorstellen dat er heel wat informatiestromen over en weer gaan. Dit laat zien dat ketens steeds informatierijker worden. Informatie is belangrijker dan de vrachtauto of de boot. Wij moeten vanuit Nederland over deze ketens de regie gaan voeren terwijl de producten ons land nooit zullen aandoen. Dat moet de toegevoegde waarde van Nederland worden. We moeten stoppen met het nog meer aantrekken van goederenstromen waar we amper een stuiver aan verdienen. Als ik tien miljard euro’s aan innovatie mocht uitgeven dan zouden die naar de virtuele ketenregie gaan. Daar ligt de toekomst van Nederland…’
Ik denk dat zijn grootvader trots op hem zou zijn.
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.