U begint uw boek met Obama’s opmerking dat ongelijkheid de bepalende kwestie is van onze tijd. Heeft u daar een verklaring voor?
Het is een crisisfenomeen. Sinds de bankencrisis is de polarisatie tussen arm en rijk steeds prominenter in het nieuws. De focus op het puur materiële is uitgegroeid tot een obsessie. In heel Europa hebben politici de strijd aangebonden met de ongelijkheid tussen rijk en arm. Er hangt een parfum van onvrede en afgunst over veel ontwikkelde landen, menigeen ervaart ongelijkheid als een groeiend probleem dat schreeuwt om politiek ingrijpen. Zeker in Europa hebben veel mensen een ingebouwde afkeer tegenover rijkdomsverschillen, veel meer dan in Angelsaksische landen. Je ziet veel pessimisme: economische ongelijkheid zou hele samenlevingen in het ongeluk storten, de mondiale economie torpederen. Instanties doen er ook aan mee, zo ziet het IMF ongelijkheid als mogelijke bedreiging voor economische groei en stabiliteit. Ik vind het overigens terecht dat er vragen worden gesteld over de risico’s van grote ongelijkheid.
U wijst in uw boek nadrukkelijk op de positieve kanten van ongelijkheid. Waarom?
Mensen zijn per definitie verschillend van elkaar. In welk land je wordt geboren, in welk gezin, met welke talenten je ter wereld komt, de toegang die je hebt tot opleidingen, dat en meer maakt dat mensen van elkaar verschillen. En dus per definitie ongelijk zijn. Ongelijkheden bestaan dan ook in vele soorten en maten. Ongelijkheid is de essentie van de menselijke natuur en het menselijk bestaan, en geeft er kleur aan. Ik vind ongelijkheid dan ook goed wanneer ze de verschillen in menselijke talenten en keuzes reflecteert; maar ze is slecht wanneer ze voortkomt uit een gebrek aan gelijke kansen of aan gebrekkige markten die winst zonder meerwaarde tolereren. Per saldo zie ik ongelijkheid als iets positiefs, als brandstof voor menselijke vooruitgang. In mijn boek breng ik een aantal fundamentele veranderingen, ondermeer op technologisch, economisch en demografisch terrein, in kaart waarmee ik wil aantonen dat ze de recente toename van ongelijkheid niet alleen verklaren maar ook deels rechtvaardigen.
Is uw boek een tegenreactie op Piketty?
Nee hoor, ik was al begonnen toen hij zijn boek publiceerde. Met de invoering van een progressieve jaarlijkse belasting op kapitaal, zoals Piketty die voorstelt, kan je de ongelijkheid nooit verhelpen. Dan ben je hooguit oppervlakkig bezig, je verandert niets aan de wezenlijke oorzaken van die ongelijkheid. Wat dan wel? Ik zie meer heil in het bieden van gelijke kansen aan iedereen en in sterke overheden die markten scherp houden en zichzelf inhouden als economische speler. Ik hecht meer morele waarde aan gelijke kansen dan aan gelijke resultaten; in de appreciatie van ongelijkheid wil ik de invloed van inspanning aanvaarden en die van omstandigheden verwerpen. Wie gelijke resultaten opdringt, verdringt kansen en keuzes; dan verruil je zelfontplooiing voor verplichte nivellering. Dat is symptoombeleid. De kloof tussen arm en rijk groeit sinds grofweg de jaren zeventig. Piketty stelt dat de ongelijkheid tussen rijk en arm ook de komende jaren verder zal toenemen, simpelweg omdat de opbrengsten van kapitaal hoger zouden zijn dan die van arbeid. Hij extrapoleert vanuit het verleden, maar zijn data wettigen die projectie niet.
Waarom maakt u een onderscheid tussen goede versus slechte rijkdom?
In mijn boek beschrijf ik dat ongelijkheid goed is, wanneer ze verdiend is omdat ze een meerwaarde reflecteert, beloont en aanmoedigt; dan denk ik aan het vermogen van iemand als Bill Gates die de wereld de pc heeft geschonken. Of de rijkdom die geconcentreerd is in Silicon Valley, waar techbedrijven met hun innovaties voor een enorme vooruitgang zorgen. Maar ik vind ongelijkheid slecht, wanneer ze onverdiend is omdat ze geen meerwaarde genereert, of omdat die meerwaarde van anderen kwam. Denk aan de rijkdom van de bankier die casinowinsten behaalt uit beursbubbels. We moeten niet alle rijkdom willen nivelleren, maar wel slechte rijkdom willen voorkomen.
Is er een rol voor de overheid weggelegd in het terugdringen van ongelijkheid?
De overheid heeft hier in mijn ogen een kerntaak in. Ik pleit voor beleid dat ondersteunend is van aard, en niet rechtstreeks intervenieert. Een beleid dat meer de hefbomen voor het grijpen van kansen wil verbeteren dan dat het de uitkomsten daarvan wil corrigeren. Ik vind dat de prioriteit in overheidsbeleid moet liggen daar waar de nood het hoogst is; ik prefereer het maximaliseren van het minimum boven het minimaliseren van het maximum. Mijn morele norm is de welvaart en het welzijn van de minstbedeelden te vergroten, eerder dan hun ongelijkheid te verkleinen.
U werkt dat in uw boek ondermeer uit op gebied van het onderwijs.
Ja, je zou kunnen denken aan voorschoolsonderwijs voor kinderen uit achterstandsgezinnen, om te voorkomen dat ze al direct last hebben van taal- en leerachterstanden. Ook in onderwijs kan je meer maatwerk aanbieden. Dat is nodig, want in het huidige, gestandaardiseerde onderwijs benadeel je kinderen die een achterstand hebben. Door de combinatie van technologie en globalisering wordt het steeds moeilijker voor mensen met ‘’gewone’’ talenten of een slechte opleiding, vraag maar aan de taxichauffeurs die te hoop lopen tegen taxidienst Uber; tegelijk is dit een geweldige tijd voor mensen met een speciaal talent of een goede opleiding. Daarom is het goed om al in een vroeg stadium de potentiële achterblijvers bij te spijkeren via gericht onderwijs.
Wat wilt u met uw boek bereiken?
Ik wil een aanzet geven om te onderzoeken welke realistische maatregelen we kunnen overwegen om groeiende ongelijkheden, met negatieve gevolgen voor onze samenleving, beter te beheersen. Ik hoop dat de kopers van mijn boek het helemaal uitlezen. Maar ik heb geen enkele ambitie om uit te groeien tot een media-fenomeen à la Piketty. Hij is ingelijfd door links, denk aan types als de Brit Jeremy Corbyn of de mensen achter het Spaanse Podemos. En daarmee verworden tot een soort maatschappelijke activist. Dat is niet wat ik nastreef. Ik heb met dit boek geen lijstje van quick wins willen opleveren, al is er genoeg laaghangend fruit, maar een maatschappelijk debat willen aanjagen, dat hoognodig moet worden gevoerd. Temeer omdat ik vrees dat de crisis nog niet voorbij is, en de wereld te maken krijgt met een structurele groeivertraging. Hoe meer mensen nadenken over een samenleving die effectief ongelijk, maar fair kan zijn, hoe beter.