Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Foppe de Haan

‘Soms moet je ingrijpen’

Bondscoach zal hij niet meer worden, maar in Hartstikkene Foppe laat voetbaltrainer Foppe de Haan nog maar eens zien dat hij zijn vak verstaat. Een gesprek over teamgeest, dienend leiderschap, een lege kop en de politiek. "Voor dat spel ben ik te weinig een vliegenafvanger."

Pierre de Winter | 6 juni 2008 | 8-11 minuten leestijd

Hij zou een dag eerder het Tibetaans elftal getraind hebben. Maar door alle mediacommotie rond de Tibetaanse kwestie besloot hij dat over te laten aan oud-voetballer Maarten de Jong van Heerenveen. Zelf kwam-ie aan het eind nog even langs om te vertellen over Abe Lenstra en een foto te maken. "Aardige mensen hoor, die Tibetanen. Heel vriendelijk en ze konden verdienstelijk voetballen, behoorlijk amateurniveau. Die kwamen hier gewoon om beter te worden en zijn helemaal niet met politiek bezig. Volgens mij willen ze - net als de Dalai Lama - helemaal geen onafhankelijkheid van China." Maar verder wil hij geen woord meer kwijt over de Chinees-Tibetaanse kwestie. "Alles wat ik zeg of doe wordt meteen uitgelegd als een politiek statement. Dus heb ik de knop omgedraaid: vanaf nu draait het alleen nog maar om de sport."

Partij van de Arbeid

Sport of niet, De Haan volgt de politiek wel degelijk en is al zijn leven lang een overtuigd PvdA-kiezer. De dag waarop we bij hem thuis in het dorpje Nes hebben afgesproken, is de dag in april dat de PvdA een nieuwe fractieleider moet kiezen. Zou hij zelf niet geÑ—nteresseerd zijn in zo’n positie? Gezien zijn vermogen om een stel jonge voetballers in korte tijd tot een hecht team te smeden, zou hij dat met de PvdA-fractie misschien ook kunnen. Hij lacht. “Ik ben in mijn jonge jaren nog een tijdje lid geweest van de gemeenteraad, hier in wat toen nog de gemeente Idaarderadeel heette. Die bestond toen voor tachtig tot negentig procent uit PvdA’ers. We waren het vaak eens, maar wel heel bevlogen hoor. Het mooie was dat we in die Raad allemaal vooral oog hadden voor het gemeenschappelijk belang. En dat mis ik in die Haagse politiek zo enorm. Er wordt daar vooral voor de bühne gesproken, geprobeerd te scoren. Met scoren is niks mis, maar dat moet je doen door zelf iets goed te doen en niet door een ander af te breken. Het is volgens mij ook heel belangrijk om - wanneer je het bij het verkeerde eind hebt gehad - dat toe te kunnen geven. Maar dat gebeurt al helemaal nooit. Niemand zal zich kwetsbaar opstellen, omdat-ie vervolgens wordt afgeslacht. Het gevolg is dat er iets verdwijnt. Het besef dat je het uiteindelijk samen moet doen. En dan krijgen juist de grootste spelbrekers het voor het zeggen, die met opzet de boel traineren. Persoonlijk kan ik daar heel slecht tegen.”

Het antwoord op de vraag of hij de politiek in zou willen, luidt dus ‘nee’. “Ik zou wel geÑ—nteresseerd zijn in beleidsontwikkeling, maar niet in het bevechten van dat beleid. Voor dat spel ben ik te weinig een vliegenafvanger.”

Fries icoon

Verder over sport dan maar. Want daarover - voetbal om precies te zijn - heeft hij een boel te vertellen. De Haan is een Fries icoon. Hij wist van de provincieclub SC Heerenveen een vaste subtopper in de Eredivisie te maken en gooit sinds zijn aantreden bij de KNVB in 2004 hoge ogen met de spelers van Jong Oranje. Zijn werk met de jonge generatie mondde twee jaar geleden uit in een Europese titel, die vorig jaar werd herhaald. Straks in Beijing - vandaar de radiostilte - hoopt hij er een Olympische titel aan toe te kunnen voegen.

Een journalist van de 'Leeuwarder Courant' was erg onder de indruk van een spreekbeurt die De Haan vorig jaar gaf op een speciale school voor kinderen met een beperking. Hij stelde voor diens inzichten over leiderschap en teambuilding in boekvorm uit te brengen. Pas na enig over-en-weer gepraat liet de coach van Jong Oranje zich overhalen. “Zo’n behoefte om mijn ideeën op papier te zetten had ik nou ook weer niet”. De belofte dat de opbrengst van het boek naar het Foppe-fonds voor kansarme kinderen gaat, trok hem over de streep. En toch ook het vooruitzicht dat hij er voor de ‘jonge garde’ iets mee zou kunnen betekenen. “Dat is toch de leraar in me.” Het resultaat: Hartstikkene Foppe. Een boekje waar de liefde voor ‘de op een na belangrijkste bezigheid ter wereld’ vanaf spat.

Bolderkar

De Haan gebruikt in zijn boek voor een elftal de metafoor van de bolderkar. “Sommigen zijn ondernemend en durven risico’s te nemen. Dat zijn degenen die de bolderkar trekken, want die vergelijking gebruik ik altijd maar. Als trainer moet je ze ook voor die wagen zien te krijgen. Anderen zitten goed ín de kar en laten zich meenemen, maar er bungelen er vaak ook een paar achter. Je moet voorkomen dat zíj de hakken in het zand zetten, want dan komt de wagen nog geen meter vooruit. Die achterhangers, dat heeft vaak te maken met kwaliteit. Maar het kan ook best te maken hebben met te weinig drive, met te weinig ambitie. Het kan ook zijn dat ze ontevreden zijn over hun rol. Vaak is hun zelfbeeld dan niet goed. Ze denken dat ze beter zijn dan ze zijn en dat is hartstikkene moeilijk voor een trainer. Dan moet je alle zeilen bijzetten om dat beeld te veranderen.”

Het fijne aan zijn werk is dat De Haan als coach in zijn teams kan ingrijpen om ervoor te zorgen dat de achterhangers zijn team niet frustreren. “Soms moet je als het ware piketpaaltjes slaan en duidelijk maken wat kan en wat niet kan.” Daarmee bedoelt hij niet dat hij zijn spelers allerhande regels oplegt. “Ik wil zo weinig mogelijk regels. Hoe meer die jongens zelf uitvinden ‘hoe wij met elkaar omgaan’, hoe beter het is. Maar soms moet je inderdaad ingrijpen.”

Boos

In zijn boek beschrijft hij hoe hij keeper Hans Vonk op zijn lazer gaf toen die tijdens de training een iets te arrogante nieuweling een doodschop verkocht. “Kijk, Hans Vonk is een geweldige kerel, maar hij had ook iets tegen die jongen kunnen zéggen in plaats van te proberen hem het ziekenhuis in te schoppen.” Een ander incident speelde zich af met drie Roemenen die bij Heerenveen kwamen spelen. “We hadden alles voor die jongens geregeld. Een huis, de komst van hun partner, een auto, veel te veel als je het mij vraagt. Maar ze lieten aan alles merken dat ze er eigenlijk geen zin in hadden. Dat ze het geld kwamen halen en liefst zo snel mogelijk weer vertrokken. Later bleek het niet zo simpel, maar ik ergerde me in die begintijd groen en geel aan ze. Op een dag zag ik alledrie hun auto’s schuin op de parkeerplaats staan - in Lemans-stand - klaar om zo snel mogelijk weer weg te rijden. Ik ben toen in het spelershonk keihard tegen ze uitgevallen. Dat ze drie minuten hadden om die auto’s fatsoenlijk weg te zetten en dat ze dat nooit meer hoefden te flikken. Nou, de boodschap kregen ze wel, want ik heb daarna nooit meer een kind aan ze gehad. Dat is zo’n moment waarop ik een piketpaaltje sloeg.”

Het is duidelijk: Foppe de Haan houdt niet van spelbrekers. Geneert hij zich er dan achteraf niet voor dat hij zo boos is geworden? “Nee hoor, zo’n woedeaanval kan heel effectief zijn. Daarna is het ook helemaal over en kan ik er met die jongens weer grappen over maken. Het is wél zo dat ik het steeds minder vaak zo ver laat komen. Tegenwoordig zeg ik gewoon eerder wat ik op m’n lever heb.”

Vedettes

De Haan eist van zijn spelers dat ze het teambelang laten prevaleren boven het eigenbelang. “Natuurlijk wil iedereen zich profileren, maar dat gaat je alleen lukken dankzij het werk van de anderen. En uiteindelijk ga je - als je het collectief niet voedt - zelf ook ten onder.” Hij zou een coach zijn die niet goed met sterspelers kan omgaan,omdat hij te weinig tolerantie zou hebben voor de ‘eigenaardigheden die vedettes nu eenmaal kunnen vertonen’. Dat zou ook de reden zijn dat hij nooit gevraagd is bondscoach te worden. De Haan: “Ik denk dat dat onzin is. Want hoe hoger je komt, hoe belangrijker dat besef van het teambelang wordt. Een goede vedette gaat voor in de strijd en geeft anderen mogelijkheden. Daar wordt-ie zelf groter van. Jongens met vedetteneigingen komen zichzelf een keer tegen. Maar een Van Nistelrooij bijvoorbeeld, of een Huntelaar heeft daar geen last van.”

Van groot belang is wat de trainer ‘een lege kop’ noemt. De Haan: “Als je de kop leeg hebt, heb je de ruimte om te presteren. Dan maak je je niet druk over dingen waar je toch geen invloed op hebt. Dan maak je je er druk om dat je die bal in de goal wilt schoppen. En iemand die de kop leeg heeft, gaat van nature met een positieve spelopvatting de wedstrijd in.” Hij heeft daar een mooie anekdote over: “Scheidsrechter Ingace van Swieten had altijd ruzie met Jan Wouters omdat die zo liep te schoffelen op het veld. Maar op een dag zag hij dat Wouters heel anders speelde. Veel rustiger en eigenlijk ook veel beter. Dus na de wedstrijd sprak hij hem erop aan: ‘Jan, vandaag was je aan’t voetballen.’ Wouters beaamde dat. Die was zo geconcentreerd met het spelletje bezig geweest, dat-ie geen tijd had gehad voor andere dingen. Dat is een lege kop. En als trainer kun je spelers helpen die staat te bereiken door ze vertrouwen te geven, door voor ze beschikbaar te zijn en door een veilige omgeving te creëren waarin fouten gemaakt mogen worden.”

Waarmee niet gezegd dat De Haan altijd even begripvol is. “Sommige dingen moet je gewoon niet doen. Voor een speler die z’n hoofd verliest en er met een rode kaart af moet, heb ik geen enkel begrip. Die krijgt het te horen, desnoods met sancties en al. Maar ik denk dat er in al die jaren bij Heerenveen maximaal één keer een speler van ons met een rode kaart het veld af is gegaan.”

Dienend leiderschap

Op de vraag of hij zichzelf als een geboren leider ziet, moet hij lachen. %

Over Pierre de Winter

Pierre de Winter is freelance journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden