Ofman heeft een integrale visie op werken en (samen)leven. Hij noemt het de Het-wereld, het inhoudelijke waar we mee bezig zijn, systemen en technieken, de Wij-wereld, de wijze waarop we met elkaar omgaan, cultuur en vaardigheden en de Ik-wereld, ons bewustzijn en onze verantwoordelijkheid. Hij beschrijft deze drie werelden uitvoerig en hij laat zien hoe ze op elkaar inwerken.
Het is grappig te lezen hoe de werelden elkaar maar niet willen begrijpen. Zeer herkenbaar ook, als blijkt hoe simpel het is om langs elkaar heen te praten als iedereen vanuit zijn eigen wereld blijft redeneren.
Natuurlijk komen de kernkwadranten aan bod. Enerzijds spreekt Ofman zijn verontwaardiging uit over het verkeerd toepassen van die kwadranten. Met name noemt hij de zogenaamde persoonlijke ontwikkel programma’s, ook wel POPs genoemd, die daaruit voortkomen, en daarvoor is het model nooit bedoeld.
POPs zijn gebaseerd op de ‘allergieën’ uit de kernkwadranten. Het gaat erom om je bewust te worden van die allergieën en vooral hoe je daarmee omgaat. De allergieën zijn nooit bedoeld om te helpen een ‘perfect’ persoon te worden, maar om ons te laten accepteren hoe we zijn. Voor mij was het vernieuwend om het kernkwadrantenmodel ook te gebruiken in organisatieculturen om cultuuranalyses uit te voeren.
Dit is voor mij een verrassende toevoeging. Het geeft je meer inzicht in de cultuur van je organisatie. Zeker indien meerdere organisaties moeten gaan samenwerken. Je kunt dan zichtbaar maken waar bij de verschillende organisaties de allergieën zitten. Je weet dat je daar de problemen kunt verwachten. Het deel over inspiratie leverde mij een nieuw inzicht op. Het gaat niet zozeer over waar je zelf je inspiratie vandaan haalt, maar waar een ander die vandaan haalt. Indien je daar open voor staat, levert je dat nieuwe inspiratie op.
Ten slotte geeft de auteur zijn visie omtrent kwaliteit. Hij ziet daar drie soorten: kwaliteit die moet, dit is de minimale kwaliteit die geleverd moet worden, een kwaliteit uit de Het-wereld, waar systemen en procedures de boventoon voeren. De tweede soort is de kwaliteit die hoort, de kwaliteit die redelijkerwijs verwacht mag worden. Meer uit de Wij-wereld. Als derde kwaliteit wordt genoemd de kwaliteit die kan, de klant verwacht het niet, maar waardeert het enorm. Het is de kwaliteit uit de Ik-wereld.
Ronduit mooi vond ik de definitie die de hanteert: ‘Kwaliteit is een uiting van liefde’. Treffender kun je het niet zeggen volgens mij. Samenvattend is ‘Inspiratie en inzet in organisaties’ een goed boek wat mooi aansluit op het eerdere werk van Ofman. Een aanrader voor iedereen die bezig is zichzelf te verbeteren en die zich bekommert om organisaties.
Over Eric van Arendonk
Eric van Arendonk RM is docent Commerciële Economie bij de Hogeschool Utrecht (HU), auteur van Neuromarketing en zelfstandig marketingadviseur.