‘Wat doe jij in het leven?’ ‘Ik ben middenmanager.’ Denk u bovenstaande tekst in op een feestje en u begrijpt waar we heen gaan. Zoiets zeg je niet. Je noemt de organisatie waar je werkt, eventueel de afdeling en je zegt er vervolgens achteloos bij dat je zorgt dat het daar een beetje loopt. Maar het woord ‘middenmanager’ neem je niet in de mond. Daar krijg je maar meewarige reacties van.
Feit is dat in Nederland enkele honderdduizenden mensen zichzelf middenmanager mogen noemen. En die hebben het de laatste jaren in het openbaar debat niet makkelijk gehad. Managers, dat zijn mensen die professionals de lol in hun vak ontnemen, die waarlijk bizarre cijfermatige indicators gebruiken om de effectiviteit van hun organisatie te meten en daarbij de menselijke maat uit het oog verliezen, middenmanagers vormen een leemlaag die verandering onmogelijk maakt, en ga zo maar door. Okay, sinds de kredietcrisis zitten vooral de bankiers in het verdomhoekje, maar feit blijft dat er geen organisationeel leed in Nederland te noemen is of het managerdom heeft het wel een keer in de schoenen geschoven gekregen.
Het is verfrissend dat nu eens niet een managementprofessor of een consultant een duit in het zakje doet in het managementdebat, maar een praktizerend lid van de doelgroep zelf. Wim Schreuders heeft een 25-jarige succesvolle carrière achter de rug bij de Belastingdienst, werkte daarna een tijdje als interim alvorens in Amsterdam drie gemeentelijke diensten samen te smeden tot de Gemeentelijke Dienst Werk en Inkomen. Hij heeft menig middenmanagementpositie bekleed en is dat niveau zo langzamerhand ontgroeid. Dat maakt hem een ervaringsdeskundige.
Hij doet overigens niet echt een duit in het zakje, want dit is geen polemisch boek, maar een poging zijn collega’s te inspireren en een hart onder de riem te steken. Maar juist door dat te doen, slaat hij veel van de ‘anti-management polemisten’ de wapens uit de hand. Schreuders’ verhaal is ontwapenend. Hij probeert ons niet te vertellen hoe het zit of wie gelijk heeft, maar wil zijn collega’s laten zien hoe ze hun positie binnen de organisatie – ingeklemd tussen directie en medewerkers – optimaal kunnen aanwenden om steeds de beste resultaten te behalen. Het is niet gelikt, maar authentiek en het getuigt van groot inzicht in waar een manager zoal tegenaan loopt.
Toch blijkt uit meerdere passages dat Schreuder met één categorie mensen binnen organisaties nog een appeltje te schillen heeft. En dat zijn de directies. ‘Directies krijgen het middenmanagement dat ze verdienen’, klinkt het meerdere malen strijdvaardig. Waarmee hij maar wil zeggen dat net zoals een manager zijn mensen goed moet behandelen, een directie dat met zijn managers moet doen. En gezien de manier waarop Schreuders dat punt met enige regelmaat terug laat komen in zijn boek, verdenk ik hem ervan dat hij daar vast nog wel meer over te zeggen heeft.