Zijn managers verblinde idealisten, statusgevoelige idioten of sukkels die zich een functie laten aanpraten zonder te beseffen wat hun te wachten staat? Dit lijkt misschien een (al te) populaire opening van een recensie over het zoveelste managementboek, maar wie zich enigszins verdiept in wat er in de loop der jaren over managers geschreven is, kan moeilijk ontkennen dat leidinggevenden van hoog tot laag stelselmatig in een negatief daglicht worden gesteld. ‘Managers hebben het zwaar, ontzettend zwaar,’ schrijft Wouter Fioole in de inleiding van zijn boek. Iedereen heeft wel een mening over het vakgebied, management zou alleen maar geld kosten, een nutteloos echelon zijn en bovenal: het is helemaal geen vak, laat staan een wetenschap. Deze kritiek komt uit serieuze managementboeken en –vakbladen, nota bene, en van schrijvers van wie algemeen aangenomen wordt dat zij het weten, zoals Henry Mintzberg, Robert Quinn en Gary Hamel. En dan krijgt de manager ook nog iedere dag kritiek te verduren van zijn medewerkers en zijn leidinggevende. De vraag waarmee deze recensie opent, is dus echt zo popie jopie niet.
Wie de professionele ontwikkeling van organisatieadviseur Fioole kent, zal waarschijnlijk meteen roepen dat de auteur boter op zijn hoofd heeft. In Management by het boekje! (uit 2010) steekt hij immers ook zelf de draak met populaire trends in managementland, zoals ‘management by walking around’ en ‘management by objectives’. Dat klopt, schrijft Fioole, en daarom werd het tijd voor een serieuzere bijdrage aan het vakgebied. Opnieuw doet hij een stap terug om management van een wat grotere afstand te bekijken, maar nu is zijn doelstelling anders: een antwoord vinden op de vraag hoe management daadwerkelijk waardevol kan zijn voor een organisatie.
Die vraag klinkt logischer dan ze in de praktijk is, aldus Fioole. Daar wordt namelijk te vaak automatisch voor een ‘een-team-dus-een-manager-aanpak’ gekozen. Organisaties verzuimen na te denken over wat zij van een manager verwachten; en of ze überhaupt voor alle situaties wel managers nodig hebben. Soms lopen die inderdaad alleen maar in de weg.
Nu valt het ook niet mee om voor het beantwoorden van die vraag een betrouwbaar referentiekader te vinden. Fioole wijst erop dat alleen al in Nederland jaarlijks honderden nieuwe boeken over management verschijnen en iedereen die publiceert, lijkt gelijk te hebben. Deugdelijk wetenschappelijk onderzoek naar wat een manager is en wat hij (of zij) doet, ontbreekt namelijk. Daarom waagt Fioole zich niet aan eigen definities; wat niet wil zeggen dat hij zich helemaal niet uitspreekt. Alle denkers en doeners binnen het vakgebied lijken het erover eens te zijn dat management bestaat uit het continu omgaan met dilemma’s en dat management alleen in context bestaat, schrijft hij. Soms werkt een schouderklopje het best, soms moet je iemand gewoon straffen. Dat maakt de caleidoscoop van theorieën, modellen en benaderingswijzen die zo kenmerkend is voor het vakgebied, plotseling ontzettend overzichtelijk. Managementmodellen zijn hulpmiddelen die je helpen bij het vinden van de juiste oplossingen – geen wetmatige formules – maar ze verliezen hun waarde zodra het speelveld verandert. Voor twee managementmodellen maakt Fioole een uitzondering: het concurrerende waardenmodel van Cameron, en de Roos van Leary hebben voor hem wel absolute waarde. Beide zijn namelijk vanuit ‘dilemma’s’ opgebouwd.
Wat willen we nou van managers? is een oproep aan organisaties om zorgvuldig te bepalen welke managerskwaliteiten zij in een bepaalde situatie nodig hebben en wat ze van hun leidinggevenden verwachten. Dat wil niet zeggen dat de managers zelf niets hoeven te doen om hun professionele effectiviteit te vergroten. Organisaties kunnen immers alleen de juiste man (of vrouw) aanstellen als die zich bewust is van de eigen specifieke kwaliteiten. Fioole pleit daarom tevens voor zorgvuldige persoonlijke ontwikkeling die vooral gericht is op het versterken van de kwaliteiten die toch al prima zijn ontwikkeld. Een POP is meer dan een speeltje van de afdeling HRM.
Wat willen we nou van managers? is een boek dat een breed publiek zal aanspreken. Zoals leidinggevenden die worstelen met gevoelens van nutteloosheid, adviseurs en stafmedewerkers én docenten op zoek naar nieuwe titels voor de literatuurlijst van een (midden)managementopleiding. Daarop mag dit boek zeker niet ontbreken.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.