Oproer in Cradle to Cradle-kringen. Op www.duurzaamgebouwd.nl, de webstulp voor iedereen die zich bezig houdt met een duurzame bebouwde omgeving, heeft de Limburgse organisator van het eerste C2C-congres in Nederland, de advocaat Roger Cox, de knuppel in het hoenderhok gegooid. Cox vindt dat de certificering van producten en/of gebouwen die voldoen aan het C2C-ontwerpprotocol voortaan niet meer plaats moet vinden door consultants die gelieerd zijn aan het Hamburgse adviesbureau EPEA – in Nederland zijn dat ondertussen vier bureaus - maar door een onafhankelijke, op publiek -private samenwerking gestoelde instelling.
Voor de goede orde: Cradle to Cradle (C2C) is de door de Duitse chemicus Michael Braungart - oprichter van EPEA - en de Amerikaanse architect William McDonough groot gemaakte duurzame ontwerpfilosofie waarbij producten en gebouwen niet worden ontworpen met het idee dat ze ‘minder slecht’ moeten zijn voor de leefomgeving - zoals in de conventionele duurzame denkwijze - maar met het idee dat ze gewoon goed moeten zijn. Dat betekent: volledig afbreekbaar in materialen die vervolgens weer zonder kwaliteitsverlies in de product- of milieucyclus opgenomen kunnen worden. En voor gebouwen geldt daarnaast dat ze CO2-neutraal moeten zijn en minimaal in hun eigen energie moeten voorzien.
In Nederland is veel te doen over C2C. Een tweeënhalf jaar geleden uitgezonden documentaire over het fenomeen door het VPRO-programma Tegenlicht maakte hier te lande enorm veel enthousiasme los bij zowel overheid als bedrijfsleven. Sindsdien hebben enkele gemeentes - Venlo, Almere - zich aan de C2C-beginselen gecommiteerd in hun nieuwbouwplannen, zijn bedrijven - waaronder multinationals AkzoNobel en Philips - druk bezig producten en werkwijzen te ontwikkelen die aan het C2C-protocol voldoen, zal in 2012 de Floriade in Venlo één grote showcase moeten worden voor wat C2C mogelijk maakt, en repte milieuminister Jacqueline Cramer al van Nederland als ‘de eerste C2C-economie ter wereld.’ Michael Braungart spendeert sindsdien veel tijd in Nederland en bekleedt aan de Erasmus-universiteit zelfs een - part time - leerstoel, bij het Dutch Research Institute For Transitions (DRIFT).
De positieve energie die het C2C-gedachtengoed genereerde was dus enorm, maar tegelijkertijd was er al snel kritiek. De visie zou te technologiegericht zijn en misleidend in het idee dat de mens gewoon door kan consumeren zoals hij dat nu doet. En er zou te weinig oog zijn voor de rol van de overheid, de C2C-economie zou een enorm logistiek- en transportprobleem veroorzaken met bijbehorende milieu-impact, en de visie stond gewoon te ver van de huidige realiteit om echt geloofwaardig te zijn.
En nu is er dus het artikel ‘Cradle to Cradle heft dringend Publiek Private Samenwerking nodig’ van Cox. Kern van diens betoog: ‘Cradle to Cradle leidt te veel onder goeroe-gedoe en de certificeringssystematiek moet ondergebracht worden bij een publiek-privaat instituut, dat boven de partijen staat en geen commercieel belang heeft, zoals EPEA van Braungart dat wel heeft.’ Cox vindt dat de naam ‘Cradle to Cradle’ moet blijven en wil dat de bedenkers partner worden in een dergelijk instituut. Maar ze zullen de certificering uit private handen moeten geven, "anders wordt de huidige C2C-hype de zoveelste gemiste kans voor de duurzame zaak". In de reacties op het artikel krijgt Cox veel bijval, veelal van mensen die met de C2C-systematiek werkzaam zijn.
Maar wat vinden de bedenkers zelf van het Hollandse oproer? Is Michael Braungart ook gecharmeerd van het betoog van Cox? "Weet je wat het probleem is?" zegt de chemicus, "Nederlanders zeggen graag ‘ja’, en dan komt even later de ‘maar’. Ik ben nog steeds blij verwonderd over de manier waarop ons concept in Nederland is ontvangen, maar ik word ook een beetje ongelukkig van de manier waarop steeds nieuwe bezwaren worden geuit, terwijl de taak - het ontwikkelen van producten die ‘ goed’ zijn in plaats van ‘ minder slecht’ op zich al moeilijk genoeg is."
Wat heeft u te zeggen op het betoog van Cox?
"Roger Cox heb ik anderhalf jaar geleden leren kennen, toen ik heb gesproken op zijn congres. Na dat congres heb ik al die tijd niets van hem vernomen - was-ie met andere dingen bezig - en nu is-ie blijkbaar terug. Ik begrijp niet waarom hij hier nu ineens mee komt."
Hij krijgt veel bijval op de website waar hij het stuk geplaatst heeft.
"Ja, blijkbaar vindt men dat er meer controle nodig is."
Vindt u dat dan niet?
"Laat ik het zo zeggen: het is niet mijn wereld. Wij hebben noodgedwongen een certificeringssystematiek opgezet om de integriteit van onze werkwijze te kunnen garanderen. Maar Cradle-to-Cradle als visie heeft niets met controle en certificering te maken. We willen een community creëren van mensen die de moeite willen nemen om ‘goede’ producten en gebouwen te ontwerpen. Ik mag hopen dat die mensen dat doen omdat ze dat belangrijk vinden; niet omdat ze dan vervolgens een stempel krijgen dat het deugt."
Maar u certificeert wel, en deze kritiek wordt blijkbaar gedeeld. Daar moet u toch iets mee?
"Ja, we weten al langer dat deze kritiek bestaat. En dus zijn wij al een tijdje bezig om te kijken hoe we de control freaks van deze wereld tevreden kunnen stellen. We zijn in gesprek met een instantie die als onafhankelijke ‘third party’ moet gaan opereren."
Kunt u vertellen welke instantie dat is?
"Nee, dat kan helaas niet. Maar ik beloof u dat we er binnen drie à zes maanden nieuws over naar buiten brengen."
U klinkt alsof u het niet van harte doet.
"We hebben het belang hiervan ondertussen wel begrepen. Maar wij lopen met ons concept tegen in mijn ogen veel belangrijker problemen aan. Dat is één, dat de Nederlandse overheid mooie beloftes doet, maar zich nog niet één keer heeft gecommitteerd aan lange termijn doelen. En twee dat we tegen een enorm kwaliteitsprobleem aanlopen. Het vraagt gewoon heel veel van een organisatie om werkelijk volgens ons protocol te werk te gaan. En als je dan vraagt wat ik belangrijker vind: aan kwaliteit werken of de certificering open gooien, dan zeg ik: quality first."