U schrijft al dertig jaar over technologie. Hoe ziet de wereld er over vijfentwintig jaar uit?
Het zal je waarschijnlijk verbazen hoeveel hetzelfde blijft. Onze steden zullen er niet fundamenteel anders uitzien, en het gros van de technologie die we nu gebruiken, blijft ook in de toekomst relevant. Maar onder de oppervlakte borrelen twaalf elkaar gedeeltelijk overlappende krachten die belangrijke immateriële aspecten van ons leven fundamenteel zullen transformeren, of het nu gaat om de manier waarop we werken, leren, consumeren, of met elkaar communiceren. Hoe deze metatrends onze samenleving specifiek zullen veranderen, is nog onduidelijk, maar de contouren zijn al wel zichtbaar. We gaan naar een wereld waarin beeldschermen de dominante informatiedragers zijn, toegang belangrijker is dan bezitten, delen, remixen en filteren de cultuur scheppen, en alle facetten van ons leven worden bijgehouden en opgeslagen. En, misschien nog het belangrijkst van alles, waarin kunstmatige intelligentie en virtuele werkelijkheid definitief zullen doorbreken.
De titel van uw boek is The Inevitable - het onvermijdelijke. Dat suggereert dat deze veranderingen ons overkomen en dat we geen keus hebben dan ze te accepteren.
Op macroniveau zijn deze ontwikkelingen inderdaad onvermijdelijk. De metatrends die ik beschrijf, zijn geworteld in technologie die een eigen, autonome dynamiek heeft. Een samenleving met kabels en electriciteit zal vroeg of laat de telefoon uitvinden. Voeg je daar computers aan toe, dan kom je uiteindelijk uit op een wereldwijd web. Maar het stond vooraf niet vast welke invulling ons internet precies zou krijgen. In plaats van de huidige vorm aan te nemen had het ook volledig non-profit kunnen blijven, of juist kunnen uitgroeien tot een staatsgedomineerd medium. Op kleinere schaal hebben we wel degelijk een keus. Vergelijk het met een vallei waarin een bui valt. Het is onvermijdelijk dat de regen uiteindelijk de bodem van de vallei bereikt. Maar het precieze pad van een enkele druppel is willekeurig en onvoorspelbaar, en alles behalve voorbestemd.
Toch waagt u zich aan een aantal concrete voorspellingen. Hoe ziet een gemiddelde dag er in de nabije toekomst voor u uit?
Ik begin de ochtend met een persoonlijke pil die een keukenmachine met de juiste dosering poedertjes voor mij in elkaar heeft gedraaid. Gedurende de dag wordt het effect van mijn medicijnen op mijn vitale functies in de gaten gehouden door draagbare sensoren die elk uur een update naar mijn cloud sturen voor analyse. Ik word opgepikt door een zelfrijdende auto die over meer internetcapaciteit beschikt dan mijn huis. Dankzij virtuele werkelijkheid kan ik vanuit mijn passagiersstoel een vergadering bijwonen met collega's die over de hele wereld verspreid zijn. Dergelijke sessies zijn zo levensecht dat ik hun lichaamstaal kan interpreteren en ik het gevoel heb dat ik één ruimte met ze ben. En 's avonds trek ik me terug met rustgevende panorama's die via mijn foto-archief op de muren worden geprojecteerd, terwijl mijn echtgenote naast me in bed haar favoriete verhaal op een plafondscherm leest totdat ze in slaap valt. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat een dag er exact zo zal uitzien, maar de technologieën die een dergelijk scenario mogelijk maken zullen allemaal voorhanden zijn.
Zijn deze veranderingen vraag- of aanbodgestuurd?
Beide. De mensheid heeft een onverzadigbare honger naar nieuwigheidjes, helemaal als het gaat om innovaties die onze uniekheid als invididu onderstrepen. Aan de andere kant legt technologie behoeftes bloot waarvan we niet eens wisten dat we die hadden. In het Victoriaanse tijdperk kon geen mens bevroeden dat we een diepe drang hebben om foto's te delen die we van onszelf hebben gemaakt terwijl we helemaal alleen voor een gebouw staan. En toch is dat precies wat we de afgelopen tien jaar massaal zijn gaan doen.
Tegelijkertijd zijn we niet dol op veranderingen en boezemen sommige ontwikkelingen ons zelfs angst in. Hoe moeten we daar als samenleving op anticiperen?
Het onvermijdelijke proberen tegen te houden heeft geen zin, want dan komt het via een achterdeur binnen. De enige manier om technologische veranderingen te sturen is door ze te omarmen. Met denken over de mogelijke gevolgen van bijvoorbeeld virtuele werkelijkheid komen we niet ver. We weten pas wat er goed en slecht aan is als we het gebruiken.
Zal elk land de technologische veranderingen op eenzelfde manier omarmen? Of wordt de wereld meer als een lappendeken van toepassingen die in hoge mate cultuurgebonden zijn?
Het hangt er vanaf. Sommige innovaties worden universeler geaccepteerd dan andere. Het katoenen t-shirt is bijvoorbeeld de wijdst verspreide technologie ter wereld. Zelfs de meest afgelegen stammen in het Amazone-gebied hebben toegang tot goedkope, machine-geweven t-shirts, vaak nog vóórdat ze over een ijzeren mes beschikken. Aan de andere kant is er geen reden om aan te nemen dat technologische mondialisering tot een eenheidsworst leidt, zeker nu er zo ontzettend veel opties zijn. In de toekomst zal iedereen op de wereld in een huis met muren wonen, maar de mate waarin de interieurs zijn gedigitaliseerd zal per lokatie ongetwijfeld enorm verschillen.
Uw boek richt zich op de komende dertig jaar. Enig idee wat er na 2045 op stapel staat?
Het probleem met schrijven over technologie is dat je heel snel ongeloofwaardig wordt. Stel je voor dat het 1986 is en ik zou je vertellen dat in 2016 iedereen rondloopt met een magisch apparaatje waarmee je zonder menselijk contact een taxi kunt bestellen die de kosten automatisch afschrijft van je rekening, tegelijkertijd toegang geeft tot een complete encyclopedie die constant wordt aangevuld, en bovendien precies kan aangeven waar je je bevindt en waar je de afgelopen maanden bent geweest. Grote kans dat je me rijp zou achten voor het gesticht. Dat is de paradox van het kijken in de toekomst: als een voorspelling belachelijk klinkt, schenkt niemand er aandacht aan. Maar als een scenario plausibel is, dan zit je er waarschijnlijk volledig naast.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.