Over 2007 bedroeg het aandeel ‘duurzaam’ in het totale energieverbruik 2,83 procent; dat betekent nauwelijks stijging (2,79 in 2006). In de jaren 2003-2006 steeg het aandeel duurzaam veel sneller. En bovendien betekent het een beschamende op-drie-na laagste plaats in Europa (gemiddeld 6,2 procent duurzaam).
Matthijs Hischemöller van het Instituut Milieuvraagstukken aan de Vrije Universiteit in Amsterdam kreeg van de Raad voor Ruimte, Natuur en Milieu Onderzoek (RMNO) het verzoek te onderzoeken waar het vastloopt. De overheid heeft zich immers vastgelegd op een doelstelling van minimaal 5 procent in 2010 en het is maar de vraag of ze dat gaat halen.
Volgens Hisschemöller is een veel snellere transitie technologisch gezien allang mogelijk, maar staat een aantal vervelende eigenschappen van het Nederlandse energiebeleid en de manier waarop bijgevolg de markt in elkaar zit, die voortgang danig in de weg.
Zo is er de institutionalisering van de Nederlandse energiemarkt tussen de belangen van de overheid en die van de grote oliemaatschappijen. "Een markt die ten principale al gemonopoliseerd is door de verdeling van de inkomsten uit olie en aardgas tussen de Nederlandse staat en de oliemaatschappijen is geen goede basis voor verduurzaming van de energievoorziening", schrijft Hisschemöller in het rapport De lamentabele toestand van het energietransitiebeleid. Want in dat speelveld krijgen innovatieve, maar potentieel diezelfde marktverhoudingen ondermijnende initiatieven geen of nauwelijks kans. Hij steekt geen beschuldigende vinger uit, maar wijst erop dat van bestuurders – toch al niet het meest tot revolutie geneigde menssoort – binnen een dergelijk paradigma niet veel te verwachten is.
Mooi voorbeeld: de eind 2006 afgeschafte subsidie op investeringen in duurzame energie: de MEP. In kader van die regeling werd 8 miljard euro subsidie verschaft, maar hoeveel geld waarheen ging, werd geheim gehouden. Uiteindelijk bleek 51 procent van dat geld naar drie bedrijven te zijn gegaan. En wat dat geld aan CO2-reductie heeft opgeleverd, werd niet bijgehouden.
Gaandeweg zijn onderzoek constateert Hisschemöller verder dat de Nederlandse energiemarkt overeenkomsten vertoont met een verzameling eilandjes "die wel af en toe tegen elkaar praten, maar nooit met elkaar." Er staan allerhande gevestigde belangen op het spel, waardoor innovatieve projecten vaak niet de kans krijgen om tot bloei te komen. Hisschemöller pleit dan ook voor een herziening van de relatie tussen de zogenaamde regimespelers (gevestigde machten) en deze nieuwkomers om tot een omgeving te komen die veilig genoeg is om kennis te delen en in te zetten voor effectieve oplossingen.
Tot slot constateert hij dat de overheid in moet zetten op het verduurzamen van zo groot mogelijke projecten. Dat betekent dat er op detail heus nog van alles op aan te merken zal zijn. Maar er is in dit stadium veel kritische massa nodig om de markt de omslag naar duurzaam te kunnen laten maken. Heeft die omslag eenmaal plaatsgevonden, dan is er nog tijd genoeg om op detail verder te gaan.
Over Pierre de Winter
Pierre de Winter is freelance journalist.