In 1983 is een groot internationaal onderzoek naar de betekenis van werk (Meaning of Work, MOW) uitgevoerd. Nederland was een van de deelnemende landen. 25 Jaar later, in 2008, is het onderzoek opnieuw, in een verkorte versie, uitgevoerd. Zodoende krijgen de onderzoekers (waaronder Van Luijk) inzicht in veranderingen van opvattingen ten opzichte van werk. In 2008 begon de recessie en daarom is in 2009 het onderzoek opnieuw uitgevoerd om de effecten van de recessie te kunnen meten. Voordat Van Luijk op de uitkomsten van de MOW-onderzoeken ingaat, beschrijft hij hoe de opvatting van arbeidsethos over de eeuwen heen is veranderd. De Grieken beschouwden werk als iets negatief, iets wat lagere wezens (slaven) deden. De Christenen zagen werken een morele plicht. Dat ging zelfs zo ver dat men dacht de gewenste arbeidsethos af te kunnen dwingen in speciale inrichtingen. In het huidige arbeidsethos is nog iets van die dwang terug te vinden, in de zin dat we werkloosheid als een probleem ervaren. Maar hoe denken we nu over werk en is dat beeld veranderd in vergelijking met 25 jaar geleden? Het zal u niet verbazen dat een en ander is veranderd in ons werkbeeld in 25 jaar. Uit het MOW-onderzoek blijkt dat in 2008 werk minder belangrijk is geworden. Het krijgen van een salaris is een belangrijke reden om te werken, zo bleek in 1993 en in 2008 is de rol van salaris alleen maar groter geworden. Opvallend is ook dat het antwoord 'niets' het hoogst scoort in beide testen op de vraag wat mensen hindert aan werken. In 25 jaar is de interferentie tussen werk en vrije tijd duidelijk toegenomen. Deed in 1993 bijna niemand van de respondenten iets aan werk buiten de werkuren, in 2008 is dat heel wat gewoner geworden. In 2008 wordt ook meer over werk gepiekerd. Verandert deze houding ten opzichte van werk tijdens omstandigheden van economische malaise? Dat vroeg de auteur zich af. In 2009 is de survey opnieuw afgenomen, ditmaal met een kleinere steekproef. In die korte tijd zijn toch duidelijke verschillen zichtbaar. Werk wordt belangrijker tijdens een crisis, al bereikt het niet het niveau dat het ooit was in 1993. De extrinsieke functie van werken wordt belangrijker, terwijl intrinsieke aspecten afnemen. Dat betekent dat de trend van het belang van inkomsten die na 1993 was ingezet, nog meer is toegenomen in 2009, ten opzichte van 2008. Geld wordt steeds belangrijker en bijvoorbeeld het nuttigheidsaspect ('Door te werken maak ik me nuttig voor de samenleving.') neemt af. Het zal u wellicht niet verbazen dat tijdens de crisis meer wordt gepiekerd over werk. Een deel van de resultaten is te verklaren doordat veel meer vrouwen zijn gaan werken en (daardoor) ook meer vrouwen hebben deelgenomen aan het onderzoek van 2008. Opvallend is dat vrouwen werken belangrijker vinden dan mannen en dat werkende vrouwen het gezin minder belangrijk vinden dan werkende mannen. Vrouwen hechten wel meer waarde aan vrije tijd dan mannen. We staan niet vaak bij de vraag waarom we werken stil. Van Luijk zet ons aan het denken; wat betekent werk voor u? Dat kan voor iedereen anders zijn, al laat het MOW onderzoek in 'Waarom werken wij?' zien dat er wel degelijk patronen zijn. En ook dat omstandigheden, zoals de economische crisis, de gedachten omtrent werk veranderen. Kennelijk hechten we toch meer waarde aan het financiële aspect van werken, dan dat de antwoorden op de lotterijvraag doen vermoeden. Het dunne boek kent een hoge informatiedichtheid. Het is interessant voor eenieder die nadenkt (maar hopelijk niet piekert) over werk.
Over Carla Verwijs
Carla Verwijs is managementconsultant met een specialisatie in kennismanagement.