Volgens Suzanne Tesselaar en Annet Scheringa is een verhaal een weergave van gebeurtenissen die met elkaar in verband worden gebracht. De kenmerken zijn: een verhaal staat op zichzelf, heeft een begin en een eind, is authentiek en persoonlijk, en het roept emoties op en/of wordt met emoties verteld. Een organisatieverhaal ontleent de gebeurtenissen die met elkaar in verband worden gebracht aan persoonlijke en authentieke ervaringen van mensen in organisaties.
Organizational storytelling (de auteurs betreuren het, maar er is geen goede Nederlandse vertaling voorhanden) duidt op de dynamiek van organisatieverhalen. Een organisatieverhaal is volgens de auteurs een goed middel bij veranderingsprocessen. Met een verhaal komen mensen in beweging en wordt inzicht geboden in verhoudingen, hiërarchieën en verborgen emoties. Het maakt concreet wat abstract is en onthult wat verborgen is. Een verhaal is daarmee het cement tussen de stenen van de organisatieverandering: het bindt mensen en bevordert betrokkenheid. Kortom: een verfrissend element in de soms moeilijke weg van verandering. Verhalen kunnen meerdere vormen aannemen en in alle stadia van het veranderingsproces gebruikt worden.
In de opstartfase van het veranderingsproject kan een verhaal de toon zetten, vertrouwen wekken en openheid creëren. Tijdens het traject kunnen verhalen worden gebruikt voor visiebepaling, analyse, reflectie en betekenisgeving, bij gesprekken, trainingen en coaching en voor communicatie-uitingen en presentaties. Voor deze laatste twee kunnen zogenaamde springplankverhalen hun werk doen (alleen het woord is al leuk!). Hiermee kunnen de teamleden het belang van het projectresultaat voor belangrijke groepen binnen de organisatie verduidelijken en ze meenemen in hun ontwikkeling.
Een voordeel is dat hierdoor het projectteam geen geïsoleerde groep binnen de organisatie wordt. In de afrondingsfase kunnen verhalen het effect van de verandering verankeren en de organisatie aan de verandering verbinden.
Het boek is met name geschreven voor managers, trainers en onderzoekers, drie beroepsgroepen die nauw bij veranderprocessen betrokken zijn. Storytelling is interessant voor managers omdat het ze de mogelijkheid biedt op een andere manier naar hun medewerkers te luisteren. Zij of hij weet zo individuele verhalen te verbinden tot een organisatieverhaal, dat haar of hem helpt signalen te analyseren en gerichte veranderingen in gang te zetten, te sturen en te monitoren.
Voor trainers is storytelling interessant omdat het ze helpt om tijdens trainingen het leerproces in gang te zetten of te ondersteunen. Daartoe kunnen zij verhalen vangen door te luisteren naar de deelnemers van de trainingen en door deze samen met de deelnemers te voorzien van een happy end de richting van het proces bepalen en ondersteunen. Daarnaast is de trainer zelf een goede verhalenverteller.
Onderzoekers kunnen storytelling gebruiken in kwalitatief onderzoek, waarmee de 'zachte' kant van de organisatie zichtbaar gemaakt wordt. Middels een interpretatiemethode – er worden er in het boek verschillende genoemd – kan de onderzoeker betekenis geven aan haar of zijn data waarna de resultaten, bij voorkeur als verhaal, kunnen worden teruggekoppeld naar de opdrachtgevers.
Storytelling is niet iets dat je even aan een veranderingsproces toevoegt omdat het zo leuk is. Het is een strategie ten aanzien van het hele proces en een interventie-instrument voor verschillende momenten van het proces waarvoor bewust gekozen moet worden.
Het enthousiasme van de auteurs en de cases waarmee zij hun theorie inzichtelijk maken, laten echter zien dat storytelling in iedere organisatie en voor ieder veranderingsproces een belangrijke bijdrage kan leveren. Werken met verhalen vraagt echter wel om een narratief vermogen van de verteller, van de toehoorders en van de organisatie.
Een klein probleem, want in tegenstelling tot vele anderen culturen is de Nederlandse cultuur geen vertelcultuur – het narratief klimaat is tamelijk kil. Nederlanders houden van concreet en zakelijk. Vergelijk – bijvoorbeeld – de Nederlandse literatuur maar eens met de Zuid-Amerikaanse. Waar Nederlandse schrijvers graag willen informeren en zoveel mogelijk betekenis in zo min mogelijk woorden stoppen, kunnen schrijvers als Garcia Marquez oeverloos uitweiden en de lezers meevoeren naar voor hen onontgonnen gebieden. De vraag die opkomt is dus of Nederland wel rijp is voor storytelling?
Het antwoord is ja en ja. Ja, want er zijn genoeg creatieve denkers die zich de kunst van storytelling eigen kunnen maken. Er is volgens de auteurs alleen wat lef voor nodig. En ja, want organisaties worden ook bevolkt door medewerkers die zijn opgevoed in een meer narratieve cultuur. Zij hebben hier een voorsprong, die ze ten faveure van allen in kunnen zetten. Omdat een verhaal volgens het boek epidemische vormen kan aannemen, draagt storytelling ook nog bij aan de interculturalisatie van organisaties!
Mij heeft het boek overtuigd van de rijkdom en kracht van verhalen en ben nieuwsgierig of storytelling ook op andere gebieden, zoals in het werk met jongeren, gebruikt kan worden. Als hulpverlener bezit ik het vermogen om te luisteren, nu nog oefenen in het vertellen.