‘Zappen’ is een werkwoord met een doorgaans negatieve connotatie. Wie zapt, is oppervlakkig, snel verveeld, niet bereid ergens moeite voor te doen en heeft een attention span van een seconde of dertig. Opvoeders die zich zorgen maken over ‘de jeugd van tegenwoordig’ maken er graag gebruik van.
Onzin, zegt Wim Veen, in het dagelijks leven hoogleraar Educatie & Technologie aan de TU Delft. Die zappende jeugd van tegenwoordig is lang niet zo onverschillig als opvoeders wensen te denken. Sterker: toen er nog niet zo lang geleden massaal door jongeren werd gedemonstreerd tegen de volgende Haagse onderwijshervorming, was het gezag stomverbaasd over de opkomst. De scholierencoalitie die was komen opdagen, had zich dan ook niet gevormd via de bekende kanalen, maar vooral online, op de sociale netwerken waar politie en justitie hun oren nog maar nauwelijks te luisteren leggen.
Veen spreekt van Homo Zappiens. En die heeft volgens hem spelenderwijs een aantal vaardigheden - competenties - opgedaan waar wij volwassenen over het algemeen weinig kaas van hebben gegeten.
Spelen is er een van. De jonge generatie leert spelenderwijs, via games, en heeft inderdaad een lage tolerantiegrens voor schools kennis stampen. En spelen brengt onbevangenheid met zich mee: openstaan voor wat er op je pad komt en daar plezier uit putten. Iets wat in de volwassen wereld inderdaad zeldzaam is.
Een andere is modelleren: het versimpelen van een complexe situatie om die begrijpelijk en aldus hanteerbaar te maken. In games als Sim City, waarbij een virtuele stad gebouwd en gemanaged moet worden, doen spelers dit non-stop. In de moderne wetenschap, maar ook in allerhande hooggeschoolde beroepssituaties wordt het bouwen van virtuele modellen om complexe situaties te doorgronden steeds belangrijker. Homo zappiens is er klaar voor.
Veen noemt verder nog prosumeren (vrijuit gebruiken wat beschikbaar is en daar een eigen kleurtje aan geven, zoals op Youtube met video), multitasken (het regisseren van meerdere informatiestromen tegelijk) en netwerken (zonder voorbehoud kennis delen met en vragen aan anderen).
Dat klinkt allemaal verdacht veel als de ideale werknemer van de toekomst. En dat is precies hoe Wim Veen zijn homo zappiens wenst te zien. Die zal in zijn ogen de wereld een stuk platter, geïnspireerder, vloeiender, chaotischer en minder hiërarchisch gaan maken dan die nu is, en daar worden we volgens Veen uiteindelijk allemaal een stuk gelukkiger van.
Hij werkt de gevolgen ervan uit voor drie maatschappelijke sectoren: de overheid, het bedrijfsleven en het onderwijs. Het levert aantrekkelijke, maar licht euforische toekomstbeelden op. Bij de aankondiging van de realisatie van een ‘realiseerbaar utopia’ dreigt Veen zelfs uit de bocht te vliegen. Maar voor een zo vrolijk stemmend boek willen we hem dat graag vergeven.