Walter Isaacson had een gouden kans in handen om het definitieve levensverhaal van Steve Jobs te schrijven. Hij werd door de Apple-topman persoonlijk gevraagd - of liever, belaagd - wat hem een sterke uitgangspositie gaf. Jobs’ echtgenote Laurene Powell drukte hem daarnaast op het hart om in naam van de waarheid geen pijnlijk detail onvermeld te laten. Bovendien eiste Jobs, die toch bekend stond als een notoire control freak, geen enkele zeggenschap over het resultaat, of zelfs ook maar inzage in het manuscript vooraf.
Dat Steve Jobs de biografie uiteindelijk op cruciale punten tekort schiet is de auteur dan ook zelf aan te rekenen. Isaacson, voormalig adjunct-hoofdredacteur van Time Magazine en levensbeschrijver van onder anderen Benjamin Franklin en Albert Einstein, heeft zich beperkt tot een biografie van de prodúcten van Apple. In dat opzicht is ‘Steve Jobs de biografie’ een indrukwekkend staaltje hedendaagse geschiedenis. In een vlotte schrijfstijl en met een goed oog voor detail reconstrueert Isaacson de revoluties die Jobs teweeg heeft gebracht in maar liefst zes industrieën: personal computers, geanimeerde films, digitale muziek, mobiele telefonie, computer tabletten, en digitale publicaties. Dat levert tal van nieuwtjes op die inmiddels al door duizenden krantenartikelen zijn herkauwd: dat Apple aan een eigen televisietoestel werkt dat naadloos moet communiceren met andere Apple-producten, dat Jobs van plan was om Google te vernietigen vanwege de ‘diefstal’ van besturingssysteem Android, en dat Jobs aan het eind van zijn leven spijt had dat hij maandenlang een mogelijk levensreddende operatie voor zijn alvleesklierkanker had geweigerd.
De grote vragen worden door het boek echter niet beantwoord. Dat geldt meteen al voor Jobs’ moeizame relatie met zijn naaste familie. Jobs, die als baby door zijn biologische ouders ter adoptie werd aangeboden, vertelt dat hij zijn adoptieouders Paul en Clara ‘voor duizend procent’ als zijn eigen vader en moeder beschouwt. Zijn gedrag vertelt echter een ander verhaal. Zo saboteerde hij de belofte die zijn ouders bij de adoptie aan zijn biologische moeder Joanne hadden gedaan, namelijk dat Steve uiteindelijk zou gaan studeren. Jobs wilde noch naar de openbare universiteit Berkeley, noch naar Stanford, waar hij in aanmerking zou kunnen komen voor een studiebeurs. In plaats daarvan koos hij het artistieke Reed College in Oregon, een instelling die zijn vader als mecanicien eigenlijk niet kon veroorloven. Nadat hij zich door zijn ouders naar de campus had laten rijden, liet hij ze op het moment van afscheid in de steek door hen geen blik meer waardig meer te gunnen. Hij wilde, zo vertelde hij zijn biograaf, dat niemand wist dat hij ouders had. Isaacson vraagt niet waar dat gevoel vandaan kwam.
Jobs’ zus Patty, het tweede adoptiekind van Paul en Clara, wordt daarnaast slechts in het voorbijgaan genoemd. Jobs onthult op een gegeven moment dat ze elkaar niet mogen, maar het wordt niet duidelijk waarom. En dan is er nog zijn dochter Lisa, die hij op 23-jarige leeftijd bij zijn toenmalige vriendin verwekte, als baby in de steek liet en waarmee hij later in zijn leven een uiterst gecompliceerde verhouding zou ontwikkelen. Zij is evenmin een bron die Isaacson heeft weten aan te boren: de verlaten dochter komt in het boek niet eenmaal aan het woord.
Ook als zakenman blijft Jobs een oppervlakkige persoon. Isaacson is sterk in het opsommen van Jobs’ zwaktes: hij was geen goede engineer, een belabberde manager, en, getuige zijn gewoonte om zich niet te wassen, zijn haren te laten knippen of schoenen te dragen, aanvankelijk ook een slechte marketeer. Daarnaast was hij iemand die regelmatig afspraken mistte, mensen vaak niet de credit gaf die hen toekwam, en een man die de wereld verdeelde in genieën en shitheads - en hen dat ook recht in het gezicht liet weten.
Het kost Isaacson echter beduidend meer moeite om het genie achter Jobs te duiden. Zijn conclusie dat hij behept was met een zogeheten ‘reality distortion field’ is in ieder geval niet bevredigend. De term komt uit de science-fiction serie Star Trek, en verwijst naar Jobs’ vermogen om de waarheid naar zijn hand te zetten, ook al vertellen de feiten een ander verhaal. Doordat Jobs’ omgeving zich niet besefte dat zijn eisen absurd waren, wist hij het onmogelijke mogelijk te laten worden. In die interpretatie bezat Jobs het genie van een magiër: '’Iemand wiens inzichten uit het niets komen, en eerder intuïtie dan mentaal denkvermogen vereisen.’
Het is in dit soort opmerkingen dat het gebrek aan een centrale vraagstelling zich wreekt. Jobs was geen tovenaar, en Apple is geen science-fiction. Hoe kreeg Jobs het ondanks zijn tekortkomingen voor elkaar om herinnerd te worden als een heilige? Wat was nu echt de aantrekkingskracht van deze beschadigde en onuitstaanbare man, die het presteerde om de vriendin van een van zijn beste vrienden bij de eerste ontmoeting te vragen hoeveel geld het zou kosten om haar seks te laten hebben met een andere man?
Jobs’ frequente wangedrag versterkt het gevoel dat zijn genie wellicht samenhing met een psychische stoornis. Ook op dit gebied biedt Isaacson weinig inzicht. Hij vermeldt dat Jobs in de jaren zeventig een tijdje een zogeheten ‘oerschreeuw-therapie’ heeft gevolgd, waarbij verdrongen pijn wordt aangepakt door de problemen uit de kindertijd met geschreeuw opnieuw te beleven. Jobs verkoos een dergelijke behandeling boven praat-therapie omdat hij hierbij niet hoefde na te denken, maar zich kon laten leiden door intuïtie en emotie.
Als de lezer uiteindelijk tot de conclusie komt dat Jobs in het diepst van zijn wezen een eenzame man was die zich voor niemand heeft willen openen, dan is dat geen compliment voor de biograaf. De vraag dringt zich dan ook op waarom Jobs eigenlijk zijn oog liet vallen op Isaacson, die ondanks zijn journalistieke staat van dienst weinig ervaring heeft als auteur van business-boeken. Volgens Jobs was het omdat Isaacson goed is ‘in het laten praten van mensen’. Isaacson geeft toe dat het antwoord hem verraste. Het is tekenend dat hij daar vervolgens ook genoegen mee nam.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.