Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

De economie van de oneer

In zijn boek Help! We worden overgenomen legt NRC-journalist Jeroen Wester uit hoe de zogenaamde ‘moderne investeerders’ (de ‘sprinkhanen’ dus in tegenstelling tot de fatsoenlijke participatie- en investeringsmaatschappijen) te werk gaan. Onwaarschijnlijk simpel: ze kopen een bedrijf en dat bedrijf leent vervolgens een bedrag en stort dat op de rekening van de investeerder. Het rendement wordt verkregen door verkoop van onderdelen, opgedrongen nieuwe leningen tegen een bepaald niet marktconforme rente met lange looptijd, en ten slotte met de verkoop van de resten.

Pierre Pieterse | 10 april 2008 | 5-6 minuten leestijd

In zijn boek Help! We worden overgenomen legt NRC-journalist Jeroen Wester uit hoe de zogenaamde ‘moderne investeerders’ (de ‘sprinkhanen’ dus in tegenstelling tot de fatsoenlijke participatie- en investeringsmaatschappijen) te werk gaan. Onwaarschijnlijk simpel: ze kopen een bedrijf en dat bedrijf leent vervolgens een bedrag en stort dat op de rekening van de investeerder. Het rendement wordt verkregen door verkoop van onderdelen, opgedrongen nieuwe leningen tegen een bepaald niet marktconforme rente met lange looptijd, en ten slotte met de verkoop van de resten.

Het mag dus het kan en dan doen we het ook, zo lijkt het credo van deze snelle jongens. Sterker nog: het wordt, zo lijkt het, zelfs aangemoedigd en wel door een wonderlijke belastingconstellatie die schulden heel lucratief maakt. Net zoals bij hypotheken op huizen. Het geroemde rendement (twintig tot dertig procent is geen uitzondering) is dan ook niet zo hoog als het lijkt: als de gezonde overgenomen bedrijven zelf forse bedragen hadden geleend, hadden ze zelfs een hoger rendement gehaald. Behalve natuurlijk de aandeelhouders, een paar bestuurders, en de moderne investeerders zelf. Maar gek genoeg zijn aandeelhouders hier niet happig op, dat ‘hun’ bedrijf zich in de schulden steekt.

Enigszins cynisch mag je spreken van een inefficiëntie van de markt. En dat is ook zo, hoewel de markt geleidelijk deze inefficiëntie corrigeert. Er zijn op korte termijn simpelweg geen kopers meer voor het grote aantal bedrijven dat binnenkort in de etalage staat. Hetzelfde geldt voor allerlei afgeleide financiële waardepapieren, de derivaten die dienen om risico’s waar een normaal mens geen weet van heeft, af te dekken. En dan wordt de rekening gepresenteerd. En duidelijk is wie die gaat betalen!

Hoewel Wester veel vragen beantwoordt, blijft een vraag knagen: waarom? Waarom breken mensen moedwillig alles af waar zo lang aan en voor is gewerkt? Wester heeft deze vraag aan een aantal ‘overnemers’ voorgelegd. De antwoorden zijn toch wel ontnuchterend: daar ga ik niet over, zo werkt het nou eenmaal, dit zijn de wetten van vraag en aanbod, en als ik het doe, dan doet een ander het. Kennelijk is hebzucht niet (helemaal) de aanjager.

Misschien moeten we voor een verklaring voor dit totale gebrek aan moraliteit te rade gaan bij het boek De economie van de eer van socioloog Dick Pels. Pels stelt dat de huidige meritocratie, het systeem dat beloont op basis van prestaties in plaats van erfelijk bezit en relaties, niet helemaal goed werkt. Het is goed dat mensen afgerekend worden op wat ze doen, maar men vergeet daarbij dat de randvoorwaarden om te komen tot die prestaties uit algemene middelen komen. De ‘brandbrief’ van vier Hollandse ‘captains of industry’ aan de Nederlandse regering is een mooie illustratie. In die brief schrijven ze wat de enorme economische bijdrage is van hun bedrijven om vervolgens te eisen dat elke belastingverhoging voor hun ‘toppers’ van de kaart moet. Wat deze mannen vergeten, is dat Nederland zorgt voor een klimaat waarin deze bedrijven goed kunnen gedijen: goed opgeleid personeel, arbeidsrust, infrastructuur,enzovoort.

Eigenlijk, zo zegt Pels, is de meritocratie verworden tot een nieuw systeem waarin ongelijkheid welig tiert. Een systeem met nieuwe (vaak intellectuele of geschoolde) elites die de dienst uitmaken. Met dat verschil dat nu elk gevoel van moraliteit of eer is verdwenen, prestaties zijn nu namelijk een legitiem eigendom van de persoon die ze heeft geleverd. Anders dus dan de oude aristocraten die slecht konden bogen op geërfde posities en kapitaal. Koppel dat aan de onvermijdelijke marktwerking en je ziet dat die ongelijkheid zich ook vertaalt in enorme inkomensverschillen. Het grote probleem is alleen dat meritocratie de suggestie wekt dat iedereen gelijke kansen heeft, je hoeft ze alleen maar te pakken, terwijl dat in de praktijk dus niet zo is. Dat verklaart overigens de huidige maatschappelijke onrust: de mensen die achterblijven hebben dat toch echt aan zichzelf te wijten, terwijl die achterblijvers elke dag ervaren dat dit niet zo is. Even heel plat: wie begint met een taalachterstand, kan het verder wel vergeten, wie toevallig is geboren in een intellectueel gezin, is al halverwege. Gelijke kansen betekent namelijk gelijke kansen op ongelijkheid.

Een bijna koddige uitwas van de meritocratie is de zogenaamde ‘celebrity-cultuur’: een verzameling platte uiterlijkheden maar wel met een enorme marktwaarde, ook al is de toegevoegde waarde nul. De mediacultuur is hier de aanjager, en dat komt tot uiting in de verschijningsvormen: mooie lijven, vlotte babbels en vooral zo heel normaal en altijd toegankelijk. Dat spreekt zo aan omdat de taal van de massa wordt gesproken en de schijn wordt gewekt dat iedereen lid kan worden van deze ‘inner circle’. Maar ook hier gaat het om elites die hun territorium goed afbakenen. Pels stelt dat de nieuwe ‘celebricratie’ laat zien dat de markt zich soms tegen zichzelf keert: hier wordt namelijk apert nietsdoen en werkelijk niets kunnen astronomisch beloont.

Waar Pels voor pleit, is de terugkeer van de ‘eer’. Eer zoals de bij de Romeinen, ‘virtus’ dus. Natuurlijk moeten mensen die uitzonderlijk (of iets minder uitzonderlijk) presteren worden beloond, maar dat hoeft niet alleen in geld. De bandbreedte in beloning zou dan moeten bewegen van één (minimum) tot tien (maximum), alles daarboven wordt direct en grondig afgeroomd. In ruil daarvoor krijgen mensen eerbetoon (onderscheidingen, lintjes, of medailles). Prestaties niet prijzen maar beprijzen. Kortom: Pels pleit voor een meritocratie die waarde loskoppelt van marktwaarde. Eigenbelang moet worden ingeruild voor typische ‘eerzaken’ als duurzaamheid, vakmanschap of soberheid. Niet dat daarmee de ongelijkheid tot het verleden behoort, wel maakt het een einde aan beloningen die nergens op zijn gebaseerd en beloont het mensen die zonder pervers winstbejag presteren.

Of dat de moderne investeerder zal afschrikken, valt te betwijfelen. Zijn enige ‘virtus’ is een beter gevulde bankrekening dan zijn collegae, en zijn enige prestatie is het slim uitbuiten van mazen in de wet. En dat is bepaald geen lintje waardig.

Over Pierre Pieterse

Pierre Pieterse was tot februari 2022 hoofdredacteur van Managementboek Magazine.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden