"Shell maakt zich schuldig aan mensenplichtenschending", schreef columnist Rob Wijnberg in NRC Next. Een oliemaatschappij die meer dan dertig miljard winst maakt op jaarbasis en in totaal nog geen 1,5 miljard investeert in alternatieve energiebronnen, terwijl we allemaal weten dat over een jaar of vijftig de olievoorraden ver heen zijn en de zeespiegel stijgt, is zijn maatschappelijke taak hevig aan het verzaken.
"Onzin", repliceerde Piet de Wit, hoofdredacteur van Shell-blad Venster. "Het heeft geen zin om telkens meer te investeren in energiebronnen die alleen met subsidiegeld kunnen bestaan. Wél om te investeren in technologie-ontwikkeling die ervoor kan zorgen dat straks de alternatieven op eigen benen in de markt kunnen staan."
Wat is hier waarheid? Een vraag die we voorleggen aan twee mensen die er verstand van hebben: Rembrandt Koppelaar, co-auteur van het boek De permanente oliecrisis en voorzitter van stichting Peakoil Nederland, en Roy op het Veld, redacteur bij het Financieele Dagblad en auteur van het boek De strijd om energie.
Koppelaar noemt de bewering van De Wit dat alternatieve energiebronnen alleen met subsidiegeld kunnen bestaan grotendeels feitelijk onjuist. "Er wordt tegenwoordig met windenergie winst gemaakt, maar die haalt niet de vereiste rendementsdoelstellingen van Shell. Als een plan niet genoeg return on investment genereert voor zijn aandeelhouders, dan zet Shell het niet in de markt. Dus stapt Shell niet groot in alternatieve energiebronnen."
Jammer, want op de lange termijn – als de investering is terugverdiend – wordt windenergie spotgoedkoop. Koppelaar geeft het voorbeeld van Denemarken: "Daar kan de energievoorziening in goede maanden voor dertig procent draaien op wind – mede gefinancierd door de overheid - wat betekent dat ze regelmatig dure centrales kunnen uitschakelen, wat zich vertaalt in een lagere stroomprijs voor de consument die zo de subsidie terugverdient. Daar wordt iedereen beter van, inclusief het milieu. Een Shell verdient daar geen geld aan, maar dat hád gekund."
Koppelaar ergert zich met name aan de ‘feiten’ waar Shell in het debat mee schermt. "Met zijn toekomstscenario’s pretendeert Shell de waarheid over de komende vijftig jaar in pacht te hebben. Laatst bij Nova deed Jeroen van der Veer dat ook weer en de interviewer gaat daar dan in mee. Maar in vijftig jaar kunnen de meest revolutionaire oplossingen tot stand worden gebracht. Niemand kan precies voorspellen hoe dat eruit gaat zien. Shell vervult maatschappelijk gezien een belangrijke taak met zijn fossiele brandstoffen, maar het is tijd dat ze onderdeel worden van de oplossing van het klimaatprobleem, en daarmee van de aankomende olieschaarste. En door dat op kortetermijnwinst gerichte beleid stellen ze zichzelf daartoe niet in staat."
Wat Roy op het Veld betreft moeten we Shell niet te hard aanvallen. "Van Shell uit geredeneerd, heeft Shell gelijk. Het is verstandig om technologie eerst rendabel te maken, voordat je het in de markt zet. En daarbij: Shell zit in een lastig parket. Ten eerste heeft het te maken met concurrentie van bedrijven als Exxon die hun beleid nog veel harder afstemmen op de aandeelhouders. Ten tweede hebben de oliemaatschappijen te maken met vanwege de olieprijs stinkend rijke olieproducerende landen die hun diensten niet meer nodig hebben. Die gaan zelf boren, of huren een bedrijf als Schlumberger in, dat de olie wel uit de grond haalt maar niet zelf kan verkopen. En het vervelende is: de meeste onontgonnen olievelden zijn juist te vinden in dat soort landen, landen als Rusland of Brazilië."
Een bekend verhaal:de olievoorraad slinkt en het is voor de ‘majors’ steeds moeilijker hun aantoonbare voorraden op peil te houden. Het maakt bijvoorbeeld dat Shell olie wint uit Canadese teerzanden, de meest milieuonvriendelijke methode van allemaal. Maar is dat niet juist reden om harder te investeren in manieren om je los te maken van die ‘fossielen’? Op het Veld: "De oliebusiness is een lange termijn business en in zijn aard conservatief. En het is niet makkelijk om een bedrijf dat volledig is gericht op fossiele brandstoffen, te transformeren tot een gigant in zonne- of windenergie." Hij noemt als analogie het feit dat nog nooit een spoorwegmaatschappij erin is geslaagd zich om te vormen tot luchtvaartmaatschappij. "Dat is het soort verandering waar je dan over praat. Zeker binnen de huidige concurrentieverhoudingen, waarbij de mammoetwinsten alsmaar met fossiele brandstoffen worden binnengehaald, kan een bedrijf als Shell een dergelijke draai nooit maken."
De angst voor Shell is dat de koers van het aandeel inzakt als een plumpudding als het revolutionaire dingen gaat doen, omdat de aandeelhouders dan overlopen naar Exxon en BP. En om het cirkeltje maar even rond te maken: die aandeelhouders zijn wij met z’n allen, via onze pensioenfondsen en woekerpolissen.
Vandaar dat Op het Veld pleit voor een systeem waarbij alle subsidies op alternatieve energiebronnen worden afgeschaft, maar waarbij energieverschaffers als Shell een lange termijn doelstelling opgelegd krijgen om in – pakweg – 2030 twintig procent van de energie die ze verschaffen, uit alternatieve bronnen te betrekken. "Dan creëer je een level playing field voor alle partijen en stuur je de concurrentiestrijd in de gewenste richting."
Roy op het Veld vindt, net als Rembrandt Koppelaar "dat we Shell heel erg goed kunnen gebruiken in de strijd tegen global warming". Maar vooralsnog moet ook hij toegeven dat "het bedrijf nu nog vooral part of the problem is".