Het faciliteren van deze processen was decennialang de expertise van de opleidingskundige, wiens werkzaamheden kortweg neerkwamen op het analyseren van vraag, doel, beoogde bekwaamheden en leerresultaten, waarna een passende opleiding werd ingekocht of zelf ontwikkeld. Tegenwoordig is een opleidingskundige echter een sterk gespecialiseerde adviseur, die niet alleen technisch-instrumenteel van wanten weet maar ook kan adviseren, bijvoorbeeld over het verbinden van leren en werken. Dat vraagt een nieuwe kijk op opleidingskundige professionele identiteit. Aan die ontwikkeling wil dit boek een bijdrage leveren.
Deen en Rondeel zijn als adviseur en ontwerper verbonden aan Kessels & Smit, het bureau dat aan het eind van de jaren negentig werd opgericht door Joseph Kessels en Cora Smit, de ‘founding partners’ van de Opleidingskunde in Nederland. Kessels en Smit beschreven als een van de eersten hoe vraagstukken op het gebied van leren en ontwikkelen in organisaties op strategisch en praktisch niveau aangepakt konden worden. Hun boek Opleidingskunde: een bedrijfsgerichte benadering van leerprocessen geldt al een kleine dertig jaar als het standaardwerk voor iedere opleider.
Maar intussen is de wereld veranderd; rondom en dus ook in organisaties. Verandering is een constante factor geworden; capacity building is voor veel organisaties letterlijk van levensbelang. Mede daardoor is ook de kijk op professionals en professionaliteit veranderd. Manon Ruijters (in Liefde voor leren, uit 2015) omschrijft een professional als iemand die ervoor kiest en zich erop toelegt om met behulp van specialistische kennis en ervaring klanten op een competente en integere manier steeds beter van dienst te zijn. Maar de liefde kan niet van één kant komen, schrijven Ron van de Water en Mathieu Weggeman in Stagnatie van professionals (uit 2017). ‘Om als professional te kunnen ontwikkelen zijn er [-] ook nogal wat eisen waaraan de werkomgeving, de organisatie moet voldoen.’ En met name daar kan een opleidingskundige – Deen en Rondeel spreken overigens van ‘ontwerper’ – van toegevoegde waarde zijn, bijvoorbeeld door te laten zien hoe je van de dagelijkse werkomgeving een krachtige leeromgeving kunt maken. In de praktijk blijkt het echter nog lastig die meerwaarde duidelijk te maken, zowel aan medewerkers als aan het lijnmanagement. Leren kost tijd en die is er te vaak niet (of het wordt in ieder geval zo ervaren). Dat plaatst de opleidingskundige-nieuwe-stijl in een lastige positie, die Kloosterboer (Adviseren vanuit het geheel, uit 2015) als ‘plekdilemma’ omschrijft: je adviseert in het belang van het grotere geheel terwijl je daar tevens onderdeel van bent. Daardoor voel je je gedwongen tot een bepaald commitment dat je professionele vrijheid al op voorhand beperkt.
Met hun boek willen Deen en Rondeel een bijdrage leveren aan de zoektocht naar een geüpdatete professionele identiteit van die professionals die zich blijkens hun visitekaartje doorgaans nog steeds ‘opleidingskundige’ noemen maar wel de ontwikkeling naar adviseur en ontwerper willen maken. Het is echter de vraag of ze daarin helemaal geslaagd zijn, of zullen slagen. In het boek staat het bekende achtveldenmodel van Kessels centraal. Het model verbindt de instrumentele, systematische ontwerpbenadering met de relationele, wat het tot een prima leidraad maakt voor het ontwerpen van leertrajecten. Het biedt met name beginnende professionals houvast en drukt in het algemeen iedereen die zich actief met het ontwerpen van leertrajecten bezighoudt, nog eens met de neus op de allerbelangrijkste succesfactor: een goede opleiding – dat is er een die gericht bijdraagt aan organisatiedoelen – ontwikkel je samen met alle relevante betrokkenen. Maar of het voldoende input geeft om ‘ontregelende identiteitsvragen’ te beantwoorden als: ‘Waar ben ik eigenlijk van? Van de cursus en van de training, of van een duurzaam leerklimaat?’ En: ‘Aan wie ben ik loyaal? Aan de organisatie of aan mijn professie, aan de performance of aan de persoonlijke ontwikkeling?’ Dat waag ik te betwijfelen. De kwestie als zodanig wordt geadresseerd, dat wel, maar er zijn andere boeken die de zoekende professional met deze vragen verder helpen; zoals die van Ruijters en Kloosterboer bijvoorbeeld.
Blijft over een grondig vernieuwde editie van een boek dat zijn waarde al decennia lang bewijst. Een prettig leesbaar, overzichtelijk handboek over de ontwerp- en de advieskant van een vak dat tot doel heeft leren in organisaties op gang te brengen. Met aansprekende casuïstiek en een compleet arsenaal aan methodieken die de ‘ontwerper’ kunnen helpen bij de verschillende stappen van het achtveldenmodel. ‘Onze ambitie met het vernieuwen van Opleidingskunde was om vakgenoten verder te helpen en te inspireren bij het vormgeven van leerprocessen,’ schrijven Deen en Rondeel ergens voor in het boek. In dat opzicht zullen zij ongetwijfeld slagen.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.