Inhoud geven aan levensbeschouwelijke diversiteit via het Vlaams officieel onderwijs
Van theorie naar praktijk
Gebonden Nederlands 2023 1e druk 9789464511185Samenvatting
Mogen leerlingen een hoofddoek of keppel dragen en/of bidden binnen het schoolterrein van een Vlaamse openbare (lees: officiële) school? Zijn er naast vegetarische ook halal-maaltijden toegelaten?
Het ‘accommoderen’ van levensbeschouwelijke diversiteit in het onderwijs is een zeer belangrijke uitdaging in de hedendaagse hyperdiverse samenleving. Het Vlaams officieel onderwijs moet hierbij rekening houden met begrippen als ‘neutraliteit’, ‘pluralisme’, ‘actief pluralisme’ en ‘actief burgerschap’. Dit maakt de oefening er zeker niet gemakkelijker op. Onderzoek naar mogelijk heden, handvatten, grenzen en beperkingen betreffende het accommoderen van levensbeschouwelijke diversiteit is dan ook van groot belang.
Inhoud geven aan levensbeschouwelijke diversiteit via het Vlaams officieel onderwijs heeft implicaties voor theorie, praktijk en beleid. Allereerst maakt het onderzoekers bewust van het feit dat de invulling van de grondwettelijke beginselen die voor het realiseren van ‘levensbeschouwelijke accommodatie’ belangrijk zijn (zoals het ‘neutraliteitsbeginsel’), concreet vorm krijgt in de dagelijkse praktijk. In de praktijk kan de grote inzet van leraren en directies tot een betere aanpak van levensbeschouwelijke accommodatie leiden. Dat is mogelijk als hieraan op een georganiseerde manier, van onderuit (bottom-up), actief wordt gewerkt. Er zijn dringend centrale beleidsinitiatieven nodig, uitgaande van politieke beleidsmakers en inrichtende machten (lees: schoolbesturen), die deze bottom-upvernieuwing organisatorisch en inhoudelijk faciliteren. Daarbij dient het beleid zo weinig mogelijk zelf (top‑down) regels op te leggen.
De auteur laat op overtuigende wijze het belang van empirisch onderzoek (onder meer bestaande uit een meervoudige gevalstudie met observaties in de betrokken Gentse officiële scholen) zien. Daarnaast biedt ze theoretische, beleidsmatige en praktische instrumenten aan op basis waarvan tot een positieve en breed gedragen aanpak van levensbeschouwelijke accommodatie gekomen kan worden.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen ix
Hoofdstuk 1. Inleiding 1
A. Achtergrond van het onderzoek 1
1. Algemene situering van het onderzoek 1
2. Geografisch en organisatorisch toepassingsgebied van het onderzoek 4
B. Probleemstelling, doel en onderzoeksvragen 6
1. Probleemstelling 6
2. Doel van het onderzoek 9
3. Centrale onderzoeksvraag en sub-onderzoeksvragen 9
C. Afbakening van het onderzoek 10
1. Etniciteit 10
2. Levensbeschouwelijke diversiteit 11
3. ‘Multi- en intercultureel’ onderwijs 15
4. Inclusie 21
5. Participatie 23
6. Identiteit 24
7. Voltijds, gewoon, secundair onderwijs 24
8. Levensbeschouwelijke en aanverwante vakken: onderwijs in en over levensbeschouwingen in het officieel onderwijs 26
8.1. Onderwijs in levensbeschouwingen in het officieel onderwijs 27
8.2. Onderwijs over levensbeschouwingen in het officieel onderwijs 31
9. Gelijkheid 32
10. Levensbeschouwelijke accommodatie 41
D. Methodologie 43
1. Literatuuronderzoek en aanvullende (officiële) bronnen 45
2. Analyse van schoolreglementen 46
3. Semigestructureerde interviews met belangrijke stakeholders, namelijk experten en sleutelfiguren 49
4. Meervoudige gevalstudie 52
E. Opbouw 74
Hoofdstuk 2. Juridisch kader 77
A. Godsdienstvrijheid in het internationaal en Europees recht 77
1. Internationale instrumenten 77
1.1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 77
1.2. Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten 79
1.3. Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten 98
1.4. Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind 105
2. Europese instrumenten 118
2.1. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 120
2.1.1. Forum internum 121
2.1.2. Forum externum 125
2.1.3. Het EHRM en subsidiariteit, “margin of appreciation”, Europese consensus 128
2.1.4. Het EHRM en ‘pluralisme’, ‘neutral and impartial organiser of religions’, ‘democratie’ 131
2.1.5. Het EHRM en zijn rechtspraak inzake godsdienstige uitingen of uitingen van een overtuiging 141
2.1.5.1. ‘Accommodatie’ is niet vereist 141
2.1.5.2. ‘Accommodatie’ is vereist 147
2.2. Kaderverdrag inzake de Bescherming van Nationale Minderheden 158
2.3. Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa 163
2.4. Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie 167
2.5. EU-Richtlijn Rassengelijkheid 170
2.6. EU-Richtlijn tot instelling van een Algemeen Kader voor Gelijke Behandeling in Arbeid en Beroep 171
B. Accommodatie in het staatsonderwijs in combinatie met godsdienstvrijheid in het internationaal en Europees recht 173
1. Internationale instrumenten 173
1.1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 173
1.2. Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten 174
1.3. Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten 181
1.4. Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind 188
2. Europese instrumenten 196
2.1. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 196
2.2. Artikel 2 Eerste aanvullend Protocol bij het EVRM 197
2.2.1. Inleiding 197
2.2.2. Specifieke EHRM-rechtspraak 210
2.2.2.1. Curriculumkeuzes ofwel het verstrekte onderwijs 210
2.2.2.2. Godsdienstige uitingen of uitingen van een overtuiging: levensbeschouwelijke kleding vs. levensbeschouwelijke symbolen 219
2.3. Kaderverdrag inzake de Bescherming van Nationale Minderheden 242
2.4. Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa 245
2.5. Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie 247
2.6. EU-Richtlijn tot instelling van een Algemeen Kader voor Gelijke Behandeling in Arbeid en Beroep 247
C. Godsdienstvrijheid in het nationaal recht 269
1. Godsdienstvrijheid 269
2. ‘Scheiding’ tussen kerk en staat en het algemeen neutraliteitsbeginsel 277
D. Accommodatie in het staatsonderwijs in combinatie met godsdienstvrijheid in het nationaal recht 281
1. Neutraliteit, een evolutie in de Grondwet en daarbuiten 281
1.1. Neutraliteit: vóór, tijdens en na de grondwetsherziening van 1988 281
1.2. Neutraliteit: Franse Gemeenschap 301
2. Rechtspraak specifiek met betrekking tot levensbeschouwelijke kentekens van leerlingen/studenten 303
E. Conclusie 338
Hoofdstuk 3. Beleidskader, schoolreglementen en interviews met belangrijke stakeholders 351
A. Centraal niveau 351
B. Schoolniveau 358
1. Levensbeschouwelijke richting in de schoolreglementen van het Vlaams (voltijds en gewoon) secundair officieel onderwijs 358
2. Levensbeschouwelijke richting in de schoolreglementen vs. levensbeschouwelijke kentekens van leerlingen 361
C. Bevindingen interviews met belangrijke stakeholders 368
1. Eerste stelling: consensus in abstracto, tegenstellingen in de praktijk. 368
2. Tweede stelling: pluralisme en actief pluralisme zijn duidelijk verschillend. 369
3. Derde stelling: er is een evolutief pad tussen de begrippen merkbaar. 370
4. Vierde stelling: actief burgerschap vergt van de inrichtende macht een groter engagement dan actief pluralisme. 370
5. Vijfde stelling: het institutionaliseren van actief pluralisme leidt tot problemen. 371
6. Zesde stelling: de genoemde begrippen zijn ‘open-ended’. 373
7. Zevende stelling: neutraliteit en actief pluralisme gaan niet samen. 373
8. Achtste stelling: de genoemde begrippen worden in de onderwijspraktijk en in de schoolreglementen soms ‘misbruikt’. 375
9. Negende stelling: mensenrechten worden als een ijkpunt naar voren geschoven. 376
10. Tiende stelling: de genoemde begrippen worden ook in het maatschappelijk debat soms ‘misbruikt’. 377
D. Conclusie 378
Hoofdstuk 4. Praktijk: meervoudige gevalstudie in Gentse (voltijdse en gewoon secundaire) officiële scholen 381
A. Bevindingen meervoudige gevalstudie 381
1. Eerste stelling: niet in alle scholen is een expliciet en/of transparant beleidskader vastgelegd. 381
2. Tweede stelling: de beperkingen van uiterlijke tekens van levensbeschouwing leiden tot een spanningsveld tussen het recht op onderwijs en de godsdienstvrijheid. 386
3. Derde stelling: er is geen basishandleiding over of en hoe levensbeschouwelijk te ‘accommoderen’, of deze kan weinig dienen ter ondersteuning van elke beslissing, of deze is onvoldoende gekend. De concrete manier waarop met levensbeschouwelijke diversiteit wordt omgegaan wordt daardoor in ruime mate door iedere leerkracht afzonderlijk vormgegeven. 393
4. Vierde stelling: er is een zekere vrees bij scholen voor een “slippery slope”. 397
5. Vijfde stelling: de doelstellingen van de inrichtende macht en/of de school worden niet altijd volledig aanvaard door de directie en/of de leerkrachten. 397
6. Zesde stelling: sommige scholen reageren op de problemen die sommige ouders en/of leerlingen hebben met de beleidslijnen van de school en/of de inrichtende macht, door via praktische oplossingen/compromissen toch een oplossing te zoeken. 399
7. Zevende stelling: leerkrachten hebben vaak het gevoel er alleen voor te staan, zonder opleiding. Ze ondervinden een gevoel van onzekerheid. 402
8. Achtste stelling: de clash tussen ‘wetenschappelijke waarheden’ en ‘geloofsovertuigingen’ is duidelijk aanwezig. Discussies over wetenschappelijke thema’s lopen niet altijd makkelijk. 404
9. Negende stelling: procedural fairness (door de manier van werken iedereen het gevoel geven dat de bezwaren ernstig genomen worden) komt weinig aan bod. 409
10. Tiende stelling: de levensbeschouwelijke visie van leerlingen heeft een grote impact op hun handelen. Soms wordt levensbeschouwing te vlug als de reden voor bepaald gedrag gezien, maar soms ook niet. Aandacht voor de achterliggende factoren blijft van belang. 411
11. Elfde stelling: sommige scholen hameren op een ‘moderne, Westerse’ invulling van levensbeschouwing. Dit leidt tot spanningen die moeilijk oplosbaar zijn. 412
12. Twaalfde stelling: culturele diversiteit is een makkelijker beheersbaar/bespreekbaar thema dan levensbeschouwelijke diversiteit. Culturele diversiteit wordt soms als ‘omweg’ gebruikt om tot dialoog of accommodatie te komen. 416
13. Dertiende stelling: discussie of levensbeschouwing al dan niet tot de privé-sfeer moet beperkt worden, blijft minstens impliciet aanwezig in het debat. 417
14. Veertiende stelling: gaat het werkelijk over levensbeschouwingen? Of gaat het over de Islam. Of gaat het over hoofddoeken? 419
B. Conclusie 420
Hoofstuk 5. Algemene conclusie 425
A. Inleiding 425
B. Voornaamste resultaten van het onderzoek 426
C. Belangrijkste conclusies van het onderzoek 429
1. Een op gelijke kansen gebaseerde logica voor levensbeschouwelijke accommodatie 429
2. Het internationaal/Europees en nationaal juridisch kader fungeert als maatstaf, maar geeft vooral veel vrijheid bij de interpretatie/betekenisgeving van neutraliteit en godsdienstvrijheid 430
3. De invulling van de grondwettelijke beginselen die voor het realiseren van levensbeschouwelijke accommodatie belangrijk zijn, kan best concreet vorm krijgen in de dagelijkse praktijk 431
4. Alleen een definitie die van onderuit groeit, zal tot een gedragen aanpak leiden 432
D. Richtingen voor verder onderzoek 434
E. Slot 435
Bibliografie 437
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan